Genesis 32,23-32
- Vertaling: Karel Deurloo
- voor 21 oktober 2007: 5e van de herfst (C-jaar)
- uit Genesis: Genesis 32,23-32
Jakob te Pniël
Noten
-
a-b-r, ‘overtrekken’, één van de woorden die 5x voorkomen. Naast de serie die 2x voorkomt, zoals: worstelen, ochtendschemer, winnen, zegenen. Wie mag overtrekken het beloofde land in? Voorts 5x sjem, naam en yarekh, heup.↩︎
-
het woordje kol, ‘alles’ ontbreekt hier opvallend; maar zie 33,11 waar Jakob nu kan zeggen: ‘Ik heb alles’!↩︎
-
heupkom, plek van de natuurlijke ‘zegen’, de potentie. Vgl. Ex 1,1 ‘de zielen die uit Jakobs heup zijn voortgekomen.’↩︎
-
Naam, 5x, De onnoembare naam JHWH blijft echter veelzeggend ongenoemd, al wordt die geconcretiseerd in de zegen [‘Ik ben met je’]↩︎
-
NB q-r-a pas in 35,10.↩︎
-
Zie noot 2.↩︎
-
Ziel/leven, vgl. vers 12. NB het motief; God zien=sterven.↩︎
-
Termen uit de Aäronszegen treft men door heel deze cyclus heen aan. Hier moet natuurlijk gedacht worden aan: JHWH verheffe zijn aangezicht [beeld van de oprijzende zon] over u.↩︎