Jesaja 8,11-15

 


Toen hij mij bij de hand vatte

11
Want zo heeft JHWH tot mij gezegd
bij het vatten van m’n1 hand,
toen hij mij aanspoorde
niet te gaan in de weg van dit volk,
aldus:
12
Jullie moeten niet “een samenzwering!” zeggen
tegen alles waarvan dit volk “een samenzwering!” zegt,
en zijn vrees niet vrezen,
noch huiveren.
13
JHWH der Legerscharen —
hèm moet je heiligen
híj moet jullie vrees zijn,
híj jullie huivering.
14
Hij zal tot heiligdom zijn,
en tot steen des aanstoots,
tot struikelblok,
voor de twee huizen van Israël;
tot valstrik en tot vangnet
voor de inwoner van Jeruzalem.
15
Velen van hen zullen struikelen
en vallen en zich stuklopen,
verstrikt raken en gevangen worden.
 

Noten

  1. Tekst: de hand↩︎

Scroll naar boven