Johannes 2,13-25

 


De Tempelreiniging

13
Het Pascha van de Joden was nabij
en Jezus ging op naar Jeruzalem
14
In het heiligdom vond hij
de verkopers van runderen, schapen en duiven
en de geldwisselaars die daar zaten;
15
hij maakte een gesel van biezentouw,
en gooide hij alle schapen en runderen het heiligdom uit.
Het kleingeld van de wisselaars goot hij uit
en de tafels keerde hij om.
16
Tegen de duivenverkopers zei hij:
Neem dat mee, hier vandaan!
Maak het huis van mijn vader
niet tot een handelshuis!
17
Zijn leerlingen herinnerden zich
dat er geschreven staat:
De inzet voor uw huis zal mij verteren(Ps. 69,10)
18
De Joden antwoordden en zeiden tot hem:
Wat voor teken toon je ons,
dat je dit doet? (door dit te doen?)
19
Jezus antwoordde en zei tot hen:
Breek deze tempel af,
en in drie dagen zal ik hem [weer] oprichten.
20
Toen zeiden de Joden:
In zesenveertig jaar is deze tempel gebouwd,
en jij richt hem in drie dagen [weer] op?
21
Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam.
 
22
Toen hij was opgericht uit de doden,
herinnerden zijn leerlingen zich
dat hij dat gezegd had,
en zij vertrouwden de Schrift
en het woord dat Jezus sprak.
23
Toen hij in Jeruzalem was
op het feest van Pascha,
vertrouwden velen op zijn naam,
omdat ze zijn tekenen zagen, die hij deed.
24
Maar Jezus zelf
vertrouwde zich niet aan hen toe,
omdat hij allen kende
25
en omdat hij het niet nodig had
dat iemand een getuigenis gaf over de mens;
want zelf wist hij
wat er in de mens was.
Scroll naar boven