Lucas 11,1-13
- Vertaling: Frank Wiersma
- voor 13 februari 2013: Aswoensdag (C-jaar)
- uit Lucas: Lucas 11,1-13
Naast de Lukaanse versie van het Onze Vader, de eveneens Lukaanse gelijkenis over het bidden
Noten
-
en topoi tini: de een of andere plaats↩︎
-
proseuchomai, zie aant. bij vers 9↩︎
-
niet bekend↩︎
-
cf Mk14:36: Abba; God als vader in Joh.ev. passim; cf. Jes63:16 en 64:8 in boetegebed↩︎
-
cf. Ps5:3, 10:16, 24:7vv, 29:10; Jes52:7↩︎
-
eltheto is imperatief↩︎
-
epiousios: noodzakelijk voor het bestaan; voor de betrokken dag; voor de volgende dag; toekomstig. Zie Zuurmond In hemelsnaam: 1): ep-iousois=dagelijks, bestendig,komende, van morgen; 2): epi-ousios: Vulg:supersubstantialis, transcendent; 3): epiousios als consument: noodzakelijk, wat wij nodig hebben↩︎
-
imp.praes. didou i.t.t. Mat imp.aor. dos↩︎
-
to kat’ hèmeran, i.t.t. Mat. Sèmeron, zodat het accent op de herhaling ligt↩︎
-
afhièmi: wegsturen, loslaten, wegzenden > niet vergelden, laten rusten, vergeven↩︎
-
amartia ipv Mat: schulden — schuld is een consequentie van de zonde. (Zuurmond)↩︎
-
hier: afiomen ind.pr.act. en in Mat: afhèkamen ind.aor.act. Lapide (Geen nieuw gebod) wil hier ‘vergeven hebben’ lezen↩︎
-
ofeilonti — in de lijn van Mat↩︎
-
peirasmos, Vulg. temptatio; proef, loutering, verzoeking, i.d. zin van aanvechting. In LXX vertaling van Massa (Ex17:7 e.a.) een benarde situatie cf.Mat26:41 ‘dat je niet in peirasmos komt’↩︎
-
Sondergut van Lukas↩︎
-
hexei ind.fut.act.↩︎
-
poreusetai ind.fut.med.↩︎
-
anaideia in LXX alleen in JSir, in NT alleen hier; aidoos: schaamte, eergevoel↩︎
-
Zie Mat7:7-8↩︎
-
aiteo: iets willen hebben, aandeel opeisen, vragen, > bidden, daarmee het uitgewerkte antwoord op de vraag in 11: om te leren proseuchomai: bidden, luid spreken [NB niet in Joh.geschriften]↩︎
-
anoigèsetai ind.fut.pas.↩︎
-
anoig[ès]etai ind.prs./fut.pas.↩︎
-
aitèsei ind.fut.act↩︎
-
Mat: ei oun humeis ponèroi ontes: slecht zijn, Luk: huparchontes veel sterker accent: uparcho: upo + archo beginnen, ontstaan, voortkomen, voorhanden / aanwezig zijn, (in) bezit (hebben) sterker vertalen door bv. ‘jullie, die in principe slecht zijn’?
==goede gaven weten te geven aan jullie kinderen,
==hoeveel te meer zal de vader uit de hemel heilige geest geven {conclusio a minore ad maius — hebr. stijlfiguur cf. Nielsen in PNT↩︎