Exodus 34,27-35
- Vertaling: Evert van den Berg
- voor 21 februari 2016: 2e van de 40 dagen (C-jaar)
- uit Exodus: Exodus 34,27-35
Noten
-
Grammaticaal is het niet duidelijk wie er schrijft, Mozes of JHWH. Doorgaans denkt men aan JHWH, vgl. de hoofdletter in NBG; Willibrord heeft zelfs `en de HEER grifte´. Wellicht is deze dubbelzinnigheid opzet.↩︎
-
De aansluiting van deze regel bij de eerste lijkt wat anakoloet-achtig, maar het Hebreeuws laat wjhj `landen´ op een perfectum dat voorafgegaan wordt door het subject, en niet zoals te verwachten op een imperfectum consecutivum.↩︎
-
Weer een grammaticale dubbelzinnigheid. NBG kiest voor Mozes: `omdat hij met Hem gesproken had´.↩︎
-
Letterlijk, maar wat archaïsch `zij waren bevreesd´, waardoor verband met de `vreze des HEEREN´ gelegd wordt.↩︎
-
Een sluier lijkt me voor een man een minder geschikte vertaling, een dwaal is te archaïsch, vrees ik.↩︎