Genesis 28,10-22

 


Vertaling afkomstig uit: Genesis, Hebreeuwse tekst en Nederlandse vertaling. NBG/KBS/Societas Hebraica Amstelodamensis 1999

10
Jakob trok weg uit Berseba
hij ging naar Haran.
11
Hij stuitte op een plaats
en overnachtte daar
want de zon was ondergegaan.
Hij nam een van de stenen van de plaats
zette die neer als zijn hoofdeind
en legde zich neer op die plaats.
12
En hij droomde
zie, een trappentoren opgesteld op de aarde
de top ervan reikend tot aan de hemel.
Zie: boden Gods daarlangs opstijgend en afdalend.
13
Zie: JHWH daarboven opgesteld.
Hij zei:
Ik ben JHWH
de God van Abraham, je vader
de God van Isaak.
Het land waarop je ligt
ik geef het aan jou en aan je nageslacht.
14
Je nageslacht zal zijn als het stof van de aarde.
Je zult in menigte uitbreken
naar het westen, naar het oosten,
naar het noorden en naar het zuiden.
Gezegend zullen zijn in jou
alle families van de aardbodem – en in jouw nageslacht.
15
Zie, ik ben met jou
ik zal je behoeden overal waar je gaat
ik zal je doen terugkeren naar deze grond.
Ik zal je voorzeker niet verlaten
totdat ik zal hebben gedaan wat ik tot je heb gesproken.
16
Jakob ontwaakte uit zijn slaap
Hij zei:
Waarlijk, JHWH is aanwezig op deze plaats
en ik, ik wist het niet!
17
Vrees overviel hem, hij zei:
Hoe vreeswekkend is deze plaats.
Dit is niet anders dan een huis Gods
dit is de poort van de hemel.
18
Jakob stond ‘s morgens vroeg op
hij nam de steen die hij als zijn hoofdeinde had neergezet
en zette die als opgestelde steen.
Hij goot olie over de top ervan.
19
Hij gaf die plaats de naam Betel.
‘Luz’ was echter eerst de naam van de stad.
20
Toen legde Jakob een gelofte af:
Als God met mij zal zijn
mij behoedt op deze weg, die ik zal gaan
mij brood geeft om te eten
en kleding om me te kleden
21
en ik in vrede terug zal keren naar het huis van mijn vader:
als JHWH mij tot een God zal zijn
22
dan zal deze steen die ik heb neergezet als opgestelde steen
een huis Gods zijn.
Al wat je mij geeft:
ik zal je er tienden, ja tienden van schenken.
Scroll naar boven