Daniël 12,1-4

 


1
In die tijd zal Michaël gaan staan, de grote vorst
die de zonen van je volk bijstaat;1
— het zal een tijd van benauwdheid zijn
zoals er niet geweest is sinds er een natie bestaat tot aan die tijd.
In die tijd zal je volk ontkomen
ieder die gevonden wordt [als] opgeschreven in het boek.2
2
Velen van wie slapen in het aardstof zullen ontwaken
sommigen tot eeuwig3 leven,
anderen tot schande, tot eeuwige verschrikking.4
3
De verstandigen zullen schitteren als de schittering van het uitspansel
en zij die velen5 tot rechtvaardigheid brachten6
[zullen stralen] als de sterren, voor eeuwig en altijd.
4
En jij, Daniël, verberg deze woorden
en verzegel dit boek
tot de tijd van het einde;
velen zullen er naspeuring naar doen7
en de kennis (ervan8 ) zal zich vermeerderen.
 

Noten

  1. Zo Naardense Bijbel. Let op herhaald עמד; ook mogelijk is `stáán voor´ (Piet van Midden).↩︎

  2. Vgl. Op. 20:12-15.↩︎

  3. Vgl. Buber `in Weltdauer´, niet de abstracte wiskundige eindeloosheid, maar eerder `aeon´.↩︎

  4. Alleen nog Jes. 66:24, ook al een tekst vol verschrikking.↩︎

  5. Lett. `de velen´. Het lidwoord kan een verwijzing zijn naar eerder genoemde velen, zoals die in vs. 2, wellicht zou je `die velen´ kunnen vertalen.↩︎

  6. Of `op het rechte spoor brengen´ (Piet van Midden).↩︎

  7. Of negatiever, zwerven dolen (vgl. HAL). Willibrord: `verdwalen´.↩︎

  8. De tekst is hier duister en wellicht corrupt. De LXX lijkt met ἀδικίας‚ een andere tekst te hebben en leest vermoedelijk הרע, kwaad, in plaats van דַּעַת, kennis (zie BHS), zo Willibrord: `het kwaad zal toenemen´. Bij handhaven van de MT moet een object aangevuld worden. ↩︎

Scroll naar boven