Exodus 19,1-25
- Vertaling: Evert van den Berg
- voor 10 mei 2020: 5e van Pasen (A-jaar)
- uit Exodus: Exodus 19,1-25
Noten
-
Het Hebreeuws heeft hier h’lhjm (de godheid) en niet ’lhjm (‘God’), die in het priesterlijke scheppingsverhaal in Genesis 1 hemel en aarde schept. Voor deze vertaling en voor het gebruik van de kleine letter in ‘de god van Israël’ zie A. de Pury, ‘Gottesname, Gottesbezeichnung und Gottesbegriff’, in Gertz e.a., Abschied vom Jahwisten, 25-47. Vgl. ook En dit zijn de namen: Het boek Exodus. Vertaald en van aantekeningen voorzien door H. Oosterhuis en A. van Heusden, Amsterdam 2001. Zij vertalen h’lhjm hier met ‘de god’, in 24:11 en 13 met ‘de godheid’.↩︎
-
sglh (‘eigen’) is een zeldzaam woord, dat behalve in Ex 19:5 alleen voorkomt in Deut 7:6, 14:2, 26:18, 1 Kr 29:3, Ps 135:4, Pred 2:8 en Mal 3:17.↩︎
-
Het Hebreeuws heeft hier een perfectum, dat ik opvat als een soort van performatief perfectum zoals in ‘Zo zegt JHWH’. Zie Joüon / Muraoka, par. 112f, waar als vergelijkbaar voorbeeld gegeven wordt 1 Koningen 15:19: Ik zend jou. Om dat aspect uit te drukken voeg ik ‘eraan’ in.↩︎
-
Voor deze weergave van een imperfectum met een tegenwoordige tijd zie E. Talstra, ‘The use of yiqtol in narrative sections in the book of Exodus’. In: R. Roukema e.a. (ed.), The Interpretation of Exodus. Studies in Honour of Cornelis Houtman. Contributions to Biblical Exegesis & Theology 44. Leuven: Peeters 2006, 225-236.↩︎