Johannes 3,22-36

 


22

Daarna ging Jezus met zijn leerlingen naar het land Juda

en verbleef daar met hen en doopte.

23

Ook Johannes doopte, te Enon bij Salim,

omdat daar veel water was;

ze kwamen daar en lieten zich dopen,

24

want Johannes was nog niet

in de gevangenis gegooid.

25

Er ontstond een discussie

tussen de leerlingen van Johannes

met een Jood, over de reiniging.

26

Ze gingen naar Johannes en zeiden tot hem:

Rabbi, die bij u was aan de overkant van de Jordaan

en over wie u getuigd hebt,

zie: die doopt, en allen gaan naar hem toe.

27

Johannes antwoordde en zei:

geen mens kan iets aannemen,

als het hem niet uit de hemel gegeven is.

28

Jullie kunnen zelf van mij getuigen

dat ik gezegd heb: ik ben de Messias niet,

maar ik ben voor hem uitgezonden.

29

De bruidegom heeft de bruid,

maar de vriend van de bruidegom,

die erbij staat en naar hem luistert,

verblijdt zich met blijdschap

over de stem van de bruidegom.

Dat is mijn blijdschap,

waar ik vol van ben.

30

Hij moet meer worden,

en ik minder.

31

Wie van boven komt, is boven allen;

wie uit de aarde is, is uit de aarde

en spreekt [de taal] van de aarde.

32

Wie uit de hemel komt, is boven allen;

wat hij gezien en gehoord heeft:

daarvan getuigt hij –

en niemand neemt zijn getuigenis aan.

33

Wie zijn getuigenis [wel] aanneemt,

bezegelt daarmee dat God betrouwbaar is.

34

Want hij die door God gezonden is,

spreekt de woorden van God –

want die geeft de Geest niet met mate.

35

De Vader heeft de Zoon lief

en heeft hem alles in handen gegeven.

36

Wie in de Zoon gelooft,

heeft eeuwig leven;

maar wie aan de Zoon niet gehoorzaam is,

zal het leven niet zien;

Gods toorn blijft op hem.

Scroll naar boven