Johannes 1,1-18

 


1
In aanvang was het woord.
Het woord was bij God.
God wás het woord.
2
Dat was in aanvang bij God.
3
Alles is daardoor geworden
en daarzonder is niets geworden van wat geworden is.
4
In het (woord) was leven
en het leven was het licht der mensen.
5
En het licht schijnt in de duisternis
en de duisternis kreeg er geen vat op.
6
Er trad een mens op, gezonden van God,
zijn naam: Johannes.
7
Hij kwam om te getuigen,
om te getuigen aangaande het licht,
opdat allen door hem zouden gaan vertrouwen.
8
Hij was niet zelf het licht,
maar (hij was er) om te getuigen aangaande het licht.
9
Het waarachtige licht dat elk mens verlicht
was komende naar de wereld.
10
Het was in de wereld
en de wereld is daardoor geworden,
maar de wereld had er geen omgang mee.
11
Hij ging naar het zijne,
maar de zijnen hebben hem niet bij zich genomen.
12
Die hem echter wel ontvangen hebben,
hun heeft hij de kracht geschonken kinderen van God te worden.
13
Zij zijn niet geboren uit bloed,
noch uit de wil van het vlees,
noch uit de wil van een man, maar uit God.
14
En het woord is vlees geworden.
Het had zijn tent onder ons opgeslagen
en wij hebben zijn glans aanschouwd,
een glans als van de eniggeborene des vaders,
vol van genade en waarheid.
15
Johannes getuigt aangaande hem,
hij schreeuwde uit:
Hij is het van wie ik heb gezegd:
hij die na mij komt die is er voor mij geweest,
want hij was eerder dan ik.
16
Want uit zijn overvloed hebben wij allen ontvangen:
genade op genade.
17
Immers: de wet is door Mozes gegeven, d
e genade en de waarheid zijn geworden door Jezus Christus.
18
Niemand heeft ooit God gezien,
maar de eniggeboren zoon,
die aan de boezem van de vader is,
die heeft hem doen kennen.
Scroll naar boven