Lucas 12,13-21
- Vertaling: Frank Wiersma
- voor 31 juli 2022: 7e van de zomer (C-jaar)
- uit Lucas: Lucas 12,13-21
Wat “bezit” je als mens?
Noten
-
cf. Num. 27:8 en Deut. 21:17 betreffende het erfrecht↩︎
-
μερίζω — verdelen vandaar in volgende vers: μεριστής↩︎
-
μεριστής– scheidsrechter, hapax in NT↩︎
-
ζωή, de rijke man spreekt van zijn ψυχή↩︎
-
τὶς – “gewoon” Hemelsoet/Monshouwer – “een of ander” of: “een zeker(e)” (SV) of “zomaar” Naardense Bijbel. Oosterhuis/van Heusden en NBV laten het helemaal weg↩︎
-
χώρα — streek, meestal als vertaling voor eretz; NBV “het landgoed van een rijke man had veel opgebracht”↩︎
-
εὐφορέω – opgebracht, hapax NT↩︎
-
eerste van zes “ ik – uitspraken”↩︎
-
hier eigent hij zich de vruchten van de aarde toe en in het vervolg gaat het ook alleen maar over zichzelf: ik zal…↩︎
-
eerste van drie “ mijn – uitspraken” ↩︎
-
ἀποθήκη — schatkamer – in LXX voor Ex. 16:23,32, Deut. 28:5,17, 1 Kron. 28:12,29:8 en Jer. 50:26↩︎
-
maar zijn ziel is niet zijn eigen bezit↩︎
-
deze vier woorden vormen de halacha van Sukkoth↩︎
-
ἄφρων – onverstandige↩︎
-
of: “zal men” – als omschrijving van de godsnaam, vaak in rabbijnse literatuur. NBG “wordt afgeëist”↩︎
-
ἀπαιτέω – cf. Gen. 9:5. Cf. Jes. 22: 13↩︎
-
ἑτοιμάζω – bereiden↩︎
-
ἑαυτοῦ met nadruk in de dativus: helemaal voor zichzelf↩︎
-
θησαυρίζω – schatten verzamelen↩︎
-
εἰς – naar God toe, in Gods richting↩︎