Micha 5,1-6

 


Maar jij, Betlehem Efrata

Vertaling: Karel Deurloo

4,14 Nu, kerf jezelf maar, dochter (vervallen aan de) roofbende:

men heeft het beleg om ons geslagen

met de staf slaan ze op de kaak

van de Richter van Israël!1

1
Maar jij, Betlehem Efrata
al ben je gering onder de geledingen van Juda
uit jou zal mij er een [gestalte] voortkomen
die heerser zal zijn in Israël.
Zijn oorsprong is van oudsher
uit de dagen van weleer.
2
Daarom zal hij (JHWH) hen [slechts] overleveren tot de tijd
dat zij die baren zal gebaard heeft.
Dan keert de rest van zijn broeders2 terug
naast de kinderen van Israël.
3
Hij zal aantreden en herder zijn in de kracht van JHWH
in de hoogverheven naam van JHWH zijn god
en zij zullen [veilig] wonen
want dan wordt hij groot tot aan de einden der aarde.
 
4
En deze (gestalte) zal vrede betekenen tegenover Assyrië.
Wanneer dat (volk) komt in ons land
en wil binnenmarcheren in onze paleizen
dan stellen wij er zeven herders tegen op
of acht mensen-aanvoerders.
5
Die zullen herder zijn over het land Assyrië met het zwaard
over het land van Nimrod met de blanke sabel.
Zo zal hij [ons] redden van Assyrië
wanneer dat komt in ons land
en ons gebied binnenmarcheert.
 
6
De rest van Jakob zal
temidden van de vele volken
worden als dauw [die komt] van JHWH
als regendruppels over het kruid
dat niet op iemand wacht
dat niet op mensenkinderen rekent.3
 
7
De rest van Jakob zal onder de naties
temidden van de vele volken
worden als een leeuw onder de wouddieren
als een welp onder de schaapskudden
die, als hij passeert, neerstampt en verscheurt
en er is niemand die redt.
8
— ‘Laat jouw hand verheven zijn over je benauwers
en al je vijanden vernietigd worden!’
 
9
Op die dag zal het geschieden
— zo luidt de tijding van JHWH —
dat ik de paarden uit je midden vernietig
dat ik je strijdwagens laat verdwijnen.
10
Ik vernietig de [versterkte] steden in je land
en haal je vestingen neer.
11
Ik vernietig de toverkunsten uit je hand
je zult geen geestenbezweerders meer hebben.
12
Ik vernietig je gehouwen beelden
en je gewijde stenen uit je midden.
Je zult je niet meer neerbuigen voor het werk van je handen.
13
Ik sloop de Asjera-palen uit je midden weg
en verdelg je [versterkte] steden.4
14
Ik neem met woede en toorn wraak op de naties
die geen gehoor hebben gegeven.
 

Noten

  1. ‘Dochter’= Sion/Jeruzalem. Situatie: verwoesting door de Babyloniërs. Richter: de laatste Davidide Sedekia aan wie het koningschap [staf = scepter] ontnomen is. Vandaar Mi. 5:1 over de ‘nieuwe David’ van de toekomst.↩︎

  2. D.w.z. de Judeeërs. Onder de nieuwe David zullen noord– en zuidrijk, Israël en Juda weer verbonden zijn (vgl. bijv. Ez. 37:15vv.).↩︎

  3. In vers 6 een vredesprofetie, die in vers 7 door een agressieve nationalistische profetie overschreeuwd wordt. Daarop volgt de profetische correctie van vss. 9-14. NB ‘vernietigd’ [vs 8]? > ‘Ik vernietig’ [vs. 9vv; 4x]↩︎

  4. emendatie.↩︎

Scroll naar boven