Exodus 34,4-9

 


4
Mozes hakte twee platen uit van steen, net als de eerste;
‘s morgens vroeg beklom hij de berg Sinai,
zoals de Eeuwige hem had opgedragen.
De twee stenen platen nam hij mee in zijn hand.
5
De Eeuwige daalde neer in een wolk,
stelde zich naast Mozes op
en riep de naam ‘Eeuwige’ uit.
6
De Eeuwige trok voorbij, vlak voor zijn aangezicht,
en riep uit:
‘Eeuwige, Eeuwige,
een God vol ontferming en genade;
geduldig, rijk aan goedertierenheid en trouw,
7
die aan duizenden zijn goedertierenheid bewijst;
die onrecht, overtreding en zonde vergeeft,
maar niet alles ongestraft laat:
die het onrecht van de ouders bij kinderen en kleinkinderen opzoekt1,
bij het derde en vierde geslacht.’
8
Haastig viel Mozes op zijn knieën
en boog zich neer.
9
‘Als ik genade heb gevonden in uw ogen, mijn Heer,’
zei hij,
‘ga dan toch mee, in ons midden;
want dit volk is hardnekkig.
Vergeef dan ons onrecht en onze zonde;
en aanvaard ons als uw erfdeel.’
 

Noten

  1. ‘opzoekt’: pqd moet niet vertaald worden met ‘laat boeten’ (NBV); zie over pqd: N.A. Schuman, Gelijk om gelijk (diss. 1993) 161-175.↩︎

Scroll naar boven