Matteüs 13,36-43

 


36
Toen liet hij de menigten achter en ging naar huis.
En zijn leerlingen kwamen bij hem en zeiden:
verklaar ons de gelijkenis van het dolkruid in de akker!
37
En hij antwoordde:
Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon.1
38
De akker is de wereld,
het goede zaad zijn de kinderen van het koninkrijk;
het dolkruid2 zijn de kinderen van de boze;
39
de vijand die ze zaait is de duivel;
de oogst is de voltooiing van deze bedeling;
de maaiers zijn de engelen.
40
Zoals het dolkruid verzameld wordt en met vuur verbrand,
zo zal het zijn bij de voltooiing van deze bedeling;
41
de mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen uit zijn koninkrijk bijeenbrengen
alles wat aanstoot geeft
en allen die wetteloosheid begaan
42
en ze zullen hen in de vuuroven werpen;
daar zal het geween zijn en het knarsetanden;
43
dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon
in het koninkrijk van hun vader.
Laat wie oren heeft, horen!
 

Noten

  1. verteltrant: ik kies in een vertelling voor weergave in de tegenwoordige tijd↩︎

  2. dolkruid of dolik: een raaigras dat bedwelmende werking zou hebben; sinds 1949 verdwenen uit Nederland. Met name tussen de tarwe een zeer onwelkom onkruid (neemt veel voedsel weg). Bepaalde varianten kunnen ook giftige zaden produceren.

    Daan Smit (Planten uit de Bijbel, 1990) ziet in Zizania echter de Bolderik, Agrostemma githago, een giftig akkeronkruid met fraaie bloemen.↩︎

Scroll naar boven