Matteüs 18,21-35

 


De (on)koninklijke mens

Het onderstaande antwoord op de bekende vraag van Petrus kan gelezen worden als de concretisering van het ´samenkomen in mijn naam´, waarvan sprake is in het voorgaande vers 20. Zoals meestal treedt ook deze gelijkenis buiten de oevers van het gangbare: de koning is menslijker dan verwacht en de mens veel onkoninklijker dan gedacht. In dit spanningsveld verwijdert de mens zich blijkbaar steeds verder van zijn naaste. Alleen waar de Naam vergevend in het midden is, kan de eindeloze heer-knecht geschiedenis(Wille zur Macht, panta ta genomena) tenslotte opgeheven (sunairoo logon) worden tot hartelijke broederschap !

Vertaling Matheus 18:21-35

21
Naderbij komend sprak Petrus tot hem:
Heer, hoe vaak zal mijn broeder
tegen mij zondigen,
dat ik hem ook vergeven zal?
Tot zeven keer ?
22
Zegt Jezus hem:
neen,ik zeg jou,
niet tot zeven,
maar tot zeventig maal zeven keer !
 
23
Dáárom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan
een mens, een koning1,
die met zijn dienaren2 de rekening wilde opmaken3
24
Toen hij die begon op te maken,
werd er iemand tot hem gebracht,
die hem tienduizend talenten schuldig was.
25
Omdat hij niet in staat was te voldoen4
gaf de heer bevel hem te laten verkopen,
met vrouw en kinderen en al wat hij had,
om te voldoen.
26
De dienaar dan viel biddend neer
en zei tot hem:
heb geduld met mij
en ik zal u alles voldoen.
27
Innerlijk bewogen evenwel,
liet de heer van deze dienaar hem vrij,
en hij gaf hem kwijtschelding5 van het geleende
 
28
Toen deze dienaar evenwel uitging6,
trof hij één van zijn mededienaren,
die hem honderd denarie schuldig was.
Hij hield hem aan en greep hem bij de keel, zeggend:
29
Voldoe wat je maar schuldig bent !
Zijn mededienaar dan viel voor hem neer,
sprak hem aan, en zei:
heb geduld met mij en ik zal u voldoen !
30
Zonder hem ter wille te zijn,
keerde hij zich daarentegen af7,
en liet hem gevangen zetten,
totdat hij de schuld zou voldoen.
31
Toen zijn mededienaren zagen wat er gebeurde,
waren ze daar diep verdrietig over
en ze kwamen hun eigen heer alles melden, wat er gebeurd was.
32
Nadat de heer hem tot zich geroepen had, zegt hij hem:
Jij kwade dienaar,
al die schuld heb ik je kwijt gescholden,
omdat je mij aansprak…
33
Moest ook jij dan geen medelijden bewijzen aan je mededienaar,
zoals ik medelijdend ben geweest voor jou?
34
en de heer ontstak in toorn en gaf hem over aan de folteraars,
totdat hij heel de schuld aan hem voldaan zou hebben.
 
35
Zo zal ook mijn hemelse vader jullie doen,
indien je niet vergeeft,
een ieder zijn broeder, van harte !8
 

Noten

  1. bijna alle vertalingen laten hier ´mens´ weg, als niet ter zake doende, juist in het betrokken zijn van ´mens´ en ´koning´ op elkaar ligt het m.i. het spanningsveld van deze gelijkenis↩︎

  2. ´doulos´,kan ook met slaaf (NBG) vertaald worden, maar wordt dit blijkens v.25 pas, als hij niet kan betalen↩︎

  3. in het werkwoord ´sunairoo´ligt ook een notie van ´optillen´↩︎

  4. apodidomi= teruggeven, af betalen, maar om de betekenis niet tot het financiëel-zakelijke te beperken, is vertaald met ´voldoen´.↩︎

  5. hetzelfde woord als ´vergeven´ van v.21, hier helaas moeilijk concordant te vertalen↩︎

  6. vermoedelijke zinspeling op Israëls uitgang uit het slavenhuis↩︎

  7. ap-erchomai, in tegenstelling tot het naderbij komen van v.21↩︎

  8. ook in het Grieks een wat vreemde grammaticale constructie en daarom navenant vertaald↩︎

Scroll naar boven