Exodus 19,1-11
- Vertaling: Evert van den Berg
- voor 24 mei 2009: 7e van Pasen (B-jaar)
- uit Exodus: Exodus 19,1-11
Noten
-
Het Hebreeuws heeft hier h’lhjm (de godheid) en niet ‘lhjm (‘God’), die in het priesterlijke scheppingsverhaal in Genesis 1 hemel en aarde schept. Voor deze vertaling en voor het gebruik van de kleine letter in ‘de god van Israël’ zie A. de Pury, ‘Gottesname, Gottesbezeichnung und Gottesbegriff’, in Gertz e.a., Abschied vom Jahwisten, 25-47. Vgl. ook En dit zijn de namen: Het boek Exodus. Vertaald en van aantekeningen voorzien door H. Oosterhuis en A. van Heusden, Amsterdam 2001. Daar vertaalt men hier met de God, in 24,11 met de godheid, in 24,13 met (de berg van) de godheid. Consequent is men daar niet: in 3,1 is het *de berg van God*, in vs. 6 eveneens *god*, in vs. 11, 12 met *God*. Ik probeer consequent te zijn, maar laat de voorlezer uiteraard de vrije keuze.↩︎
-
sglh (‘eigen’) is een zeldzaam woord, dat behalve in Ex. 19:5 alleen voorkomt in Deut. 7,6, 14,2, 26,18, 1Kron. 29,3, Ps. 135,4, Pred. 2,8 en Mal. 3,17.↩︎
-
Letterlijk: deed de woorden van het volk terugkeren naar JHWH.↩︎
-
Het Hebreeuws heeft hier een perfectum, dat ik opvat als een soort van performatief perfectum zoals in Zo zegt JHWH. (Joüon / Muraoka, par. 112f, waar als vergelijkbaar voorbeeld gegeven wordt 1Kon. 15,19: Ik zend jou. Om dat aspect uit te drukken voeg ik eraan in.↩︎