Genesis 9,8-17

 


8
God zei tot Noach en tot zijn zonen met hem:1
9
Ik, ja ik richt mijn verbond met jullie op
en met jullie nazaten na jullie
10
en met alle levende wezens die er bij jullie zijn:
het gevogelte, het vee en het wild gedierte van de aarde bij jullie,
al wat uit de ark naar buiten is gekomen,
al het [in het wild] levende van de aarde.
11
Ik richt mijn verbond op met jullie:
Alle vlees, het zal niet nog eens worden uitgeroeid
door de wateren van de vloed;
er zal niet nog eens een vloed zijn
die de aarde in het verderf stort.
12
God zei:
Dit is het teken van het verbond
dat ik inzet tussen mij en jullie
en alle levende wezens die er bij jullie zijn,
de generaties door, voor altijd.
13
Mijn boog zet ik in de wolken
en die zal het teken zijn
van het verbond tussen mij en de aarde.
14
Zo zal het zijn:
Als ik gewolkte breng over de aarde
en de boog in de wolken te zien is
15
dan zal ik denken aan mijn verbond
dat er is tussen mij en jullie
en alle levende wezens van alle vlees:
Het water zal niet nog eens tot een vloed worden
om alle vlees in het verderf te storten
16
Is de boog in de wolken
dan zal ik hem zien
om [dan] te denken aan het verbond-voor-altijd
tusen God en alle levende wezens
van alle vlees dat er op de aarde is.
17
God zei tot Noach:
Dit is het teken van het verbond dat ik opricht
tussen mij en alle vlees dat er op de aarde is.
 

Noten

  1. Er zijn vertalingen — o.a. de NBV — die ותא verwaarlozen. Is het in het Hebreeuws een zinloze stoplap, of is het de bedoeling om uit te drukken dat God spreekt tot Noach inclusief zijn zonen, d.w.z. de mensheid in het groot (tegenover de mensheid in het klein, 11:27)?↩︎

Scroll naar boven