2 Kronieken 36,14-23

 


14
Ook handelden de oversten van de priesters en het volk veelvuldig trouweloos
in overeenstemming met de gruwelen van de natiën;
zij verontreinigden het huis van JHWH
dat hij in Jeruzalem geheiligd had.
15
JHWH, de god van hun vaderen, zond door zijn boodschappers
tijdig [waarschuwingen] op hen af,
want hij had medelijden met zijn volk en zijn woning,
16
maar zij bleven de boodschappers van God bespotten
zijn woorden verachten
en zijn profeten belachelijk maken,
totdat de gramschap van JHWH zo tegen zijn volk oplaaide
dat er geen herstel meer mogelijk was.
17
Hij liet de koning van de Chaldeeën tegen hen optrekken
deze bracht hun jongemannen met het zwaard om in hun heiligdom
hij had medelijden met jongen noch meisje, oude man noch grijsaard:
allen gaf hij in zijn hand.
18
Al het vaatwerk van het huis van God, het grote en het kleine,
de schatten van het huis van JHWH
en de schatten van de koning en zijn oversten:
dat alles bracht hij naar Babel.
19
Zij verbrandden het huis van God
zij haalden de muren van Jeruzalem omver;
alle paleizen verbrandden ze met vuur
en al het kostbare vaatwerk vernietigden ze.
20
Hij voerde het restant, aan het zwaard ontkomen, in ballingschap naar Babel;
zij werden dienaar van hem en van zijn zonen
totdat het koninkrijk van de Perzen het koningschap verwierf,
21
om het woord van JHWH in vervulling te doen gaan dat bij monde van Jeremia gesproken was;
alle dagen dat het een voorwerp van ontzetting was, hield het rust
om zeventig jaar vol te maken.
22
In het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië,
ter voltrekking van het woord van JHWH bij monde van Jeremia,
wekte JHWH de geest van Kores de koning van Perzië op
zodat hij een oproep door zijn gehele koninkrijk liet gaan
ook in geschrifte:
23
Zo zegt Kores de koning van Perzië:
Alle koninkrijken van de aarde
heeft JHWH de god van de hemel mij gegeven.
Scroll naar boven