Exodus 2,1-10

 


1
Er ging een man uit het huis van Levi
en nam [tot vrouw] een dochter1 van Levi.
2
Die vrouw werd zwanger,
zij baarde een zoon
en ze zag: hij was goed [geschapen]!2
Ze verborg hem drie maanden.
3
Toen zij hem niet langer verbergen kon,
nam ze voor hem een kistje3 van biezen,4
ze streek het dicht met leem en pek,
legde het kind er in
en legde het neer in het riet5 aan de oever van de Stroom.
4
Zijn zuster stelde zich van verre op
om te weten wat er met hem zou gebeuren.
5
De dochter van Farao daalde af naar de Stroom om te baden.
Haar meisjes liepen heen en weer langs de kant van de Stroom.
Ze zag het kistje midden in het riet
en ze stuurde haar slavin erheen om het te pakken.
6
Ze deed het open en ze zag hem, het kind:
Zie, het was een huilend jongetje.
Ze kreeg medelijden met hem en zei:
Dit is een kind van de Hebreeën.
7
Zijn zuster zei tegen de dochter van Farao:
Zal ik voor u een zogende vrouw gaan roepen
van de hebreeuwse vrouwen,
die het kind voor u kan zogen?
8
De dochter van Farao zei tegen haar:
Ga!
Toen ging die jonge meid6
en ze riep de moeder van het kind.
9
De dochter van Farao zei tegen haar:
Ga, neem dit kind met je mee
en zoog het voor mij.
Je loon, dat zal i­k je geven.
De vrouw nam het kind mee en zoogde het.
10
Het kind werd groot
en zij bracht hem naar Farao’s dochter.
Hij werd haar tot zoon.
Zij gaf hem de naam: ‘Mozes’.
Ze zei: ‘Want ik heb hem uit het water omhoog getrokken’7 .
 

Noten

  1. Of : de dochter. Zie daarvoor en voor de onjuiste vertaling van de NBV Exodus 6:13-24. Voor kritische notities bij vers 1-10 zie mv. J. Potter, Middelburg, onder Exodus 2, www.bijbelvertalen.nl.↩︎

  2. Vgl. voor deze constructie Genesis 1:3, waarnaar door de midrasj wordt verwezen. Vgl. o.a. de Verdeutschung Buber Rosenzweig: ‘wohlbeschaffen’.↩︎

  3. teva, leenwoord, ook nog gebruikt voor de ark van Noach.↩︎

  4. gomè. Het lexicon [Koehler] legt een volksetymologisch verband met het verbum ‘verslinden’.↩︎

  5. ‘riet’, soef, vgl. sof, een associatie met de Rietzee?↩︎

  6. Wellicht wordt hier niet toevallig het woord alma (afgeleid van à-l-m, verbergen*) gebruikt.↩︎

  7. Dit verbum alleen nog in 2 Sam. 22:17 = Psalmen 18:17. De naam Mozes is daarvan een participium qal: Die uit het water omhoog trekt (Vgl. de rol van Mozes bij de Rietzee).↩︎

Scroll naar boven