Lucas 16,1-17

 


De eindafrekening

Vertalen van het woord Mammon blijft lastig; omwille van de weerbarstigheid heb ik het met ‘geld’ vertaald. Dat roept in ieder geval vragen op, i.p.v. dat het vervreemdend werkt….

1
Tot zijn leerlingen zei hij:
er was eens een rijk mens;
die had een beheerder
en deze werd belasterd bij hem,
dat hij zijn vermogen erdoor joeg.
2
Hij riep hem en zei:
Wat hoor ik daar over jou?
Geef de eindafrekening van je beheer,
want je kunt niet langer beheerder blijven.
3
De beheerder sprak bij zichzelf:
wat moet ik doen,
nu de heer mij het beheer afneemt:
om te graven ben ik niet sterk genoeg,
en ik schaam me mijn hand op te houden.
4
Ik weet wat ik doen zal, opdat
wanneer ik ben afgezet als beheerder,
ze mij zullen ontvangen in hun woningen!
5
En één voor één roept hij
de schuldenaars van z’n heer bij zich
en zegt tot de eerste:
Hoeveel ben je mijn heer schuldig?
6
Hij zegt:
Honderd vaten olie.
Hij zegt tot hem:
pak de schuldbrief aan,
ga zitten en maak er vlug vijftig van.
7
Daarna zegt hij tot een ander:
Jij, hoeveel bedraagt jóuw schuld?
Hij zegt:
Honderd mud tarwe.
Hij zegt tot hem:
Pak de schuldbrief aan
en maak er tachtig van.
8
En de Heer prees de kromme beheerder,
omdat hij het slim had gedaan,
want de kinderen van dit bestel
zijn slimmer dan de kinderen van het licht,
wat hun generatie betreft.
9
En ik zeg jullie:
maak jezelf vrienden uit geld dat krom is,
opdat wanneer het over en uit is,
ze jullie zullen ontvangen in de eeuwige tenten.
10
Wie betrouwbaar is in het minste,
is ook in het grote betrouwbaar;
wie krom is in het minste
is ook in het grote krom.
11
Als jullie nou niet betrouwbaar zijn
in het kromme geld,
wie zal jullie dan het ware toevertrouwen?
12
En als jullie nou niet betrouwbaar zijn
in wat van een ander is,
wie zal jullie dan je deel geven?!
13
Geen enkele huisslaaf kan twéé heren dienen:
want hij zal of aan de één een hekel hebben
en de andere graag mogen,
of hij zal zich aan de één hechten
en de ander minachten.
Je kunt niet èn God dienen èn het geld.
 
14
Dat alles hoorden de geldbeluste Farizeeën
en ze bespotten hem.
15
Hij zei tot hen:
jullie willen rechtvaardig zijn voor de mensen,
maar God kent jullie harten;
want wat hoog is onder mensen,
is een gruwel voor God.
16
De Wet en de Profeten zijn tot Johannes;
vanaf toen wordt Gods koningschap verkondigd
en iedereen maakt zich er meester van1 .
17
Waarschijnlijker is het dat hemel en aarde voorbijgaan,
dan dat er één tittel van de wet vervalt.
 

Noten

  1. of: gaat ermee aan de haal↩︎

Scroll naar boven