Lucas 18,1-8

 


Terwijl Jezus voortgaat, met mensen, naar Jeruzalem worden de gesprekken onderweg, vaak in de vorm van verhalen, ernstiger, dringender en vragen telkens om vertrouwen.

1
Hij sprak tot hen een gelijkenis
over/met betrekking tot de noodzaak om altijd te bidden, zonder te verslappen1 .
Hij zei:
2
Er was een rechter in een stad
die God niet vreesde
en zich om geen mens bekommerde.
3
En er was een weduwe in die stad
die telkens naar hem toe kwam
en zei:
Verschaf mij recht tegenover mijn tegenpartij.
4
Een tijdlang wilde hij dat niet
maar daarna zei hij bij zichzelf:
Ook al vrees ik God niet en bekommer ik mij om geen mens —
vanwege het feit dat2 die weduwe mij last bezorgt
5
zal ik haar toch recht verschaffen,
opdat zij niet uiteindelijk mij in mijn gezicht komt slaan.3
6
De Heer zei
Hoor wat zo’n4 onrechtvaardige rechter5 zegt!
7
Zal God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen
die hem roepen, dag en nacht,
en geduld met hen hebben?!
8
Ik zeg jullie:
Hij zal hun spoedig recht verschaffen,
maar wanneer de Mensenzoon komt, zal hij op aarde dan nog dit6 vertrouwen7 vinden?
 

Noten

  1. Zo vertaalt Pieter Oussoren.↩︎

  2. Of met de NBV: “omdat”↩︎

  3. Met Pieter Oussoren; in de NBV: “anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan”.↩︎

  4. Zo vertaal ik, met Pieter Oussoren, het lidwoord.↩︎

  5. mooier is het misschien hier de Griekse constructie te handhaven, merkt Jaco Zuurmond op en te vertalen: “de rechter van het onrecht of van de ongerechtigheid”.↩︎

  6. Zo heb ik het lidwoord vertaald.↩︎

  7. Eerder dan “geloof” zoals in de NBV, waarbij ook het lidwoord is verdwenen. Zie ook Lucas 17,1-10.↩︎

Scroll naar boven