Daniël 12,1-4
- Vertaling: Piet van Midden
- voor 20 november 2011: 10e van de herfst (A-jaar)
- uit Daniël: Daniël 12,1-4
Noten
-
Mooi gebruik van עָמַד Het is hier m.i. bedoeld als ‘terzijde staan’ (zo NBG 1951), maar dan lijkt mij ‘stáán voor’ duidelijk genoeg. Als de accenten er maar opstaan!↩︎
-
Ik heb voor het adjectief צרה ‘benauwd’ gekozen voor ‘benauwend’, liever dan ‘tijd van benauwdheid’.↩︎
-
Je moet om het specifieke gebruik van היה te respecteren, haast wel ‘bestaan’ vertalen. Of twee maal het werkwoord ‘zijn’, maar dat levert een verzwakking op t.o.v. de Hebreeuwse constructie.↩︎
-
Je moet hier גוי, ‘het verschijnsel volk*’, haast wel in het meervoud zetten. Ik houd me aanbevolen voor iets beters.↩︎
-
De velen: het is inclusief bedoeld, ‘de massa’. Er is geen bijgedachte ‘niet allemaal’. Zie ook het vervolg van de tekst.↩︎
-
אדמת־עפר is geen bijstelling. De ontslapenen zijn hier geen stof van de aardbodem!↩︎
-
Het enkelvoud lijkt me gepaster dan het meervoud.↩︎
-
Het meervoud חרפות rechtvaardigt misschien iets stevigs. Smaadheden is wel heel antiek.↩︎
-
שכל is ook ‘succes hebben’. Hier lijkt het te duiden op degenen die de goede keuze hebben gemaakt.↩︎
-
צדק hi. ‘rechtvaardigen’ is wel dicht bij het Hebreeuws, maar voor de lezer van nu ook heel vaag.↩︎