Daniël 7,9-10

 


9
Ik bleef aanschouwen1
tot men zetels neerzette
en iemand, oud van dagen, ging zitten;
zijn kleed blank als sneeuw
en zijn hoofdhaar wit als wol.
Zijn zetel bestond uit vuurvlammen
de raderen ervan uit laaiend vuur.
10
Een rivier van vuur vloeide en stroomde
van voor zijn aangezicht;
duizenden duizendtallen dienden hem
en tienduizenden tienduizendtallen stonden voor zijn aangezicht.2
Het gerechtshof ging zitten
en de boeken werden geopend.
 
13
Ik bleef aanschouwen in nachtelijke aanschouwing
en zie,
met de wolken des hemels kwam iemand als een mensenzoon
hij bereikte de oude van dagen
en men deed hem naderden voor diens aangezicht.
14
Aan hem werd heerschappij, waardigheid en koningschap gegeven
en alle volkeren, natiën en talen eerden hem;
zijn heerschappij is eeuwige heerschappij, die niet vergaat
en zijn koningschap zal niet vernietigd worden.
 

Noten

  1. Met dank aan NaBij; vgl. ook vs. 13↩︎

  2. NaBij: myriaden↩︎

Scroll naar boven