Deuteronomium 30,15-20

 


15
Zie, ik leg je vandaag het leven en het goede voor1,
en de dood en het kwade,
16
Want ik gebied je vandaag
JHWH, jouw god, lief te hebben
op zijn wegen te wandelen
en zijn geboden, voorschriften en inzettingen in acht te nemen
opdat je leeft en talrijk wordt
en JHWH, jouw god, je zegent in het land
dat jijzelf in bezit komt2 nemen.
17
Maar als jij je hart afwendt
en niet luistert
maar je laat verleiden
en je neerbuigt voor andere goden
en hen dient…
18
Ik verkondig je vandaag:
Voorwaar, je zult zeker te gronde gaan.
Je zult niet lang leven op de grond
waarheen je de Jordaan zult oversteken
om het in bezit te komen nemen.
19
Ik neem tot getuigen tegen jou vandaag
de hemel en de aarde.
Het leven en de dood leg ik je voor,
de zegen en de vloek.
Kies dan het leven
opdat je leeft
jij en je zaad!
20
door JHWH, jouw god, lief te hebben
gehoor te geven aan zijn stem
en dichtbij hem te blijven.
Voorwaar, dat is jouw leven
en lengte van dagen om te wonen op de grond
waarvan JHWH onder ede aan jullie vaderen beloofd heeft
– aan Abraham, Isaak en Jakob –
dat hij het hun zou geven.
 

Noten

  1. Ik bied je aan, ik geef voor je aangezicht. Vgl Deut. 1,8: ik bied je het land aan. Labuschagne beschouwt het ‘voorleggen/aanbieden’ van het land in 1,8 en het ‘voorleggen/aanbieden’ van ‘het leven en de dood’ in 30,15 als een inclusio rondom de inzettingen en verordeningen zoals die het boek Deuteronomium worden ‘voorgelegd/aangeboden’. Labuschagne, Deuteronomium IA, POT 1987, p.93. Idem, Deuteronomium III, POT 1997, p.161.↩︎

  2. Het werkwoord ‘komen’ wijst op het perspectief van de spreker (ín het beloofde land). Zie ook vers 18.↩︎

Scroll naar boven