1 Koningen 19,9-18

 


1 Koningen 19,8-18

9
Hij (Elia) kwam daar bij een1 spelonk
en overnachtte daar
en zie, het woord van JHWH [kwam] tot hem
en hij zei tot hem:
Wat [moet] jij hier, Elia?
10
Hij zei:
Ik heb zeer geijverd voor JHWH, de god der legerscharen
maar de kinderen Israëls hebben uw verbond verlaten
uw altaren afgebroken
en uw profeten omgebracht met het zwaard;
alleen ik ben overgebleven2
en ze hebben het op mijn leven3 voorzien.
11
Hij zei:
Treed naar buiten en ga op de berg staan
voor het aangezicht van JHWH.
En zie, JHWH kwam voorbij:
een sterke stormwind4
die bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde
voor het aangezicht van JHWH —
JHWH was niet in de wind;
na de wind een aardbeving —
JHWH was niet in de aardbeving;
12
na de aardbeving een vuur —
JHWH was niet in het vuur;
en na het vuur de stem5 van een ijl verstillen.6
13
Het geschiedde, toen Elia [dat] hoorde
dat hij zijn aangezicht verborg in zijn mantel.
Hij trad naar buiten en ging in de opening van de spelonk staan
en zie, tot hem [kwam] een stem, die zei:
Wat [moet] jij hier, Elia?
14
Hij zei:7
Ik heb zeer geijverd voor JHWH, de god der legerscharen
maar de kinderen Israëls hebben uw verbond verlaten
uw altaren afgebroken
en uw profeten omgebracht met het zwaard;
alleen ik ben overgebleven
en ze hebben het op mijn leven voorzien.
15
JHWH zei tot hem:
Ga, keer om op je weg, naar de woestijn van Damascus;
kom je daar, dan zalf je Hazaël tot koning over Aram.
16
en Jehu de zoon van Nimsi zul je zalven tot koning over Israël
en Elisa de zoon van Safat, uit Abel-Mechola
zul je zalven tot profeet in jouw plaats.
17
Het zal geschieden:
wie ontkomt aan het zwaard van Hazaël, hem zal Jehu doden
en wie ontkomt aan het zwaard van Jehu, hem zal Elisa doden.
18
Maar ik zal in Israël een rest laten van zevenduizend
alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl
en elke mond die hem niet gekust heeft.
 

Noten

  1. Het Hebr. gebruikt in deze situaties een bepaald lidwoord, het Nederlands een onbepaald (vlg. oa. Joüon/Muraoka, § 137m-n). Maar wellicht is gedacht aan de (bekende) rotsholte van Mozes, Ex. 33,22, maar daar staat een ander woord.↩︎

  2. Vgl. vs. 18, hier j-t-r, daar sj-‘-r, uit hetzelfde woordveld.↩︎

  3. Lett: en ze zoeken mijn leven/ziel om dat/die te nemen. Nefesj is zowel met leven als met ziel te mager vertaald: het gaat hier allereerst om puur fysiek overleven (zie vs. 2) maar tegelijk pogen Elia’s tegenstanders óók de ziel van zijn profetenwerk weg te nemen. ↩︎

  4. Ruach is in het Nederlands helaas niet idiolect weer te geven, Buber’s Sturmbraus, Geistbraus enz. doen wij hem niet na. ↩︎

  5. Normaal zou je qol hier zonder bezwaar dynamisch-equivalent met ‘geluid’ kunnen weergeven, ware het niet dat in het volgende vers een qol klinkt die niet zomaar geluid is, maar woorden. Om die reden is gekozen voor het wat stugge ‘stem.’↩︎

  6. Deze beroemde uitdrukking is nagenoeg onvertaalbaar ‘ liever wat houteriger dan het natuurverschijnsel ‘suizen van een zachte koelte’ van NBG. Het gaat niet zomaar om ‘het vinden van God in de stilte’ o.i.d. Letterlijk is het de stem (vgl. voor qol ook het volgende vers!) van een kleine, schaarse (*daq*) demama; dat is zoiets als het kalmeren van de storm, een stilvallen van de wind (vgl. alleen nog Ps. 107,29 en Job 4,16). Het geluid van zwijgen dus, uiteraard paradoxaal maar hoe kan dat ook anders waar JHWH zo aanwezig is. Vlg. Job 4,16 ‘Wat ik hoorde was stilzwijgen en stem.’ ↩︎

  7. Het is opvallend dat de monoloog van Elia vóór en na deze ‘religieuze ervaring’ letterlijk hetzelfde is.↩︎

Scroll naar boven