2 Samuël 7,1-17

 


1
Het1 geschiedde toen de koning gezeten was in zijn huis
‘ JHWH had hem rust verschaft van rondom, van al zijn vijanden ‘
2
dat de koning tegen Natan, de profeet, zei
Zie toch, terwijl ik gezeten ben in een huis van cederhout
moet de ark van God zetelen tussen tentdoek
3
Natan zei tegen de koning
Al wat in je hart is, ga, doe het
JHWH is immers met je.
4
Maar het geschiedde in die nacht
dat het woord van JHWH geschiedde tot Natan
5
ga, zeg tegen mijn knecht, tegen David
Zo zegt JHWH:
Wil jij voor mij een huis bouwen
opdat ik er kan zetelen?
6
Ik heb waarachtig niet in een huis gezeten
van de dag dat ik de kinderen Isra’ls deed opgaan uit Egypte
tot vandaag
maar ik was rondtrekkend, in een tent, in een woning.
7
Heb ik overal waar ik rondtrok met alle kinderen Isra’ls
tegen ”n van de stammen van Isra’l
waaraan ik opgedragen had mijn volk Isra’l te weiden
ooit iets gesproken als
‘Waarom hebben jullie voor mij niet een huis van cederhout gebouwd?’
8
Nu dus, zo moet je zeggen tegen mijn knecht, tegen David
Zo zegt JHWH Tseva’t
Ik heb je genomen van de weidegrond
weg van achter de kudde
om leidsman te zijn over mijn volk, over Isra’l.
9
Ik ben met je geweest overal waar je ging
ik heb al je vijanden afgesneden van voor je aangezicht.
Ik zal een grote naam voor je maken
als de naam van de groten die op de aarde zijn.
10
Ik zal voor mijn volk, voor Isra’l, een plaats bestemmen
en ik zal het planten
het zal ter plaatse wonen
het zal niet meer opgeschrikt worden
kwaadwilligen zullen het niet meer onderdrukken
zoals voorheen
11
sinds de dag dat ik richters aanstelde over mijn volk Isra’l.
En jou zal ik rust geven van al je vijanden’.
‘ JHWH deelt je mee
‘JHWH zal voor jou een huis maken’ ‘
12
Wanneer je dagen voltooid zullen zijn
en je bent gaan neerliggen bij je vaderen
zal ik na jou je nageslacht doen (op)staan
dat is uitgegaan uit je ingewanden
en ik zal zijn koningschap grondvesten.
13
Die zal voor mijn naam een huis bouwen
en ik zal de troon van zijn koningschap voor altijd grondvesten.
14
Ik zal hem tot vader zijn
en hij zal mij tot zoon zijn.
Wanneer hij zich misdraagt zal ik hem terechtwijzen met een mensenstok
en met mensenkinderen-slagen.
15
Maar mijn trouw zal van hem niet wijken
zoals ik die heb doen wijken van Saul
die ik heb doen wijken van voor jouw aangezicht.
16
Ja, jouw huis en koningschap zal bestendig zijn voor je aangezicht
je troon zal gegrondvest zijn voor altijd.’
 
17
Overeenkomstig al deze woorden
en overeenkomstig dit visioen
zo heeft Natan tot David gesproken.
 

Noten

  1. Vertaling: Kees van Duin. Perikoop volgens rooster is vss. 4-16.↩︎

Scroll naar boven