Ezechiël 3,16-21

 


16
Het1 geschiedde aan het eind van zeven dagen
dat het woord van JHWH tot mij kwam:
17
Mensenzoon,2
als uitkijk heb ik je aangesteld voor het huis Israël.
Hoor je uit mijn mond een woord,
dan waarschuw je hem in opdracht van mij,
18
en als ik tot de boosaardige zeg:
je zult zeker sterven,
en je waarschuwt hem niet,
je spreekt niet
om de boosaardige te waarschuwen voor zijn boosaardige pad
om hem te doen leven,
dan zal hij, de boosaardige, door zijn eigen schuld zal hij sterven,
maar jou zal ik voor [het vloeien van] zijn bloed verantwoordelijk stellen.
19
En jij,
waarschuw je de boosaardige
en hij keert niet om van zijn boosaardigheid en van zijn boosaardige pad –
hij zal om zijn eigen schuld sterven,
maar jij,
je hebt je leven gered.
20
Als een rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid
en hij doet onrecht
en ik leg een struikelblok voor hem neer,
zal hij sterven.
Wanneer jij hem niet waarschuwt
dan sterft hij in zijn zonde
en wordt er niet gedacht aan de rechtvaardige daden die hij gedaan heeft,
maar jou zal ik voor [het vloeien van] zijn bloed verantwoordelijk stellen.
21
En jij,
waarschuw jij de rechtvaardige om niet te zondigen,
rechtvaardig als hij is,
en hij zondigt niet,
dan zal hij zeker leven,
want hij is gewaarschuwd,
en jij,
jij hebt je leven gered.
 

Noten

  1. Vertaling: Amstelpreekteam, corr. Evert van den Berg.↩︎

  2. Voor deze perikoop vgl. Ezechiël 33:1-9.↩︎

Scroll naar boven