Ezechiël 3,22-27

 


22
De1 hand van JHWH kwam daar op mij.
Hij zei tot mij:
Sta op, ga uit naar het dal,
daar wil ik met je spreken.
23
Ik stond op en ging uit naar het dal
en zie! daar was de heerlijkheid van JHWH, staand,
als de heerlijkheid die ik gezien had aan de rivier de Kebar
en ik viel neer op mijn gezicht.
24
De geest kwam in mij
en die zette mij op mijn voeten2
en hij sprak met mij en zei tot mij:
Kom en sluit je op in het binnenste van je huis.
25
En jij, mensenzoon,
zie! ze doen touwen om je heen
en binden je ermee,
zodat je niet naar buiten kunt gaan in hun midden.
26
Je tong laat ik aan je verhemelte kleven,
en je wordt stom.
Je zult voor hen niet een terechtwijzend man zijn
want Huize Weerspannigheid zijn ze.
27
Maar als ik met jou spreek
zal ik je mond openen.
Je moet tot hen zeggen:
‘Zo zegt de heer JHWH:
Wie wil horen, hore
en wie wil nalaten, late na,
want Huize Weerspannigheid zijn zij.’
 

Noten

  1. Vertaling: Amstelpreekteam, corr. Evert van den Berg.↩︎

  2. Vgl. Ezechiël 2:2.↩︎

Scroll naar boven