1 Koningen 17,17-24
- Vertaling: Evert van den Berg
- voor 9 juni 2013: 2e na Trinitatis (C-jaar)
- uit 1 Koningen: 1 Koningen 17,17-24
Noten
-
Hier wordt de vrouwelijke vorm van ‘de heer des huizes’ gebruikt.↩︎
-
Letterlijk: om mijn schuld in herinnering te brengen, maar deze vertaling kan aanleiding geven tot een letterlijke interpretatie (geldschuld).↩︎
-
Hier heeft het Hebreeuws niet het ‘neutrale’ ’jš h’lhjm (letterlijk man van de godheid*), zoals in vs. 18, maar het specifieke ’jš ’lhjm (man van God). De eerste uitdrukking is de gebruikelijke (51x in Koningen), de man van God treedt behalve hier op in 1 Koningen 13:1, waar Jerobeam inzake de oprichting van gouden kalveren te Betel en Dan tot de orde wordt geroepen; in 2 Koningen 1:10, waar Elia zich tot een officier van Achazja van Israël richt; en 2 Koningen 4:9, waar de Sunammitische vrouw tot Elisa spreekt. In 1 Koningen 17 lijkt het onderscheid tussen man gods en man van God theologische betekenis te hebben: in vs. 18 is de toon van de vrouw afstandelijk, verwijtend, in vs. 24 spreekt zij een geloofsbelijdenis uit.↩︎