Hebreeën 1,1-12

 


1
Vele malen en op vele wijzen heeft God vroeger
gesproken tot de vaderen
door de profeten,
2
op het laatst, in deze dagen
heeft hij tot ons gesproken door de zoon,
die hij gesteld heeft tot erfgenaam van alles,
door wie hij ook de eeuwen heeft gemaakt;
3
deze is de afstraling van de heerlijkheid
en de afdruk van zijn wezen,
die alles draagt door zijn krachtig woord,
nadat hij reiniging van de zonden tot stand heeft gebracht,
heeft hij zich neergezet aan de rechterhand
van de majesteit in den hoge,
4
zoveel beter geworden dan de engelen zoals hij een uitnemende naam dan zij geërfd heeft.
5
Want tot wie van de engelen heeft hij ooit gezegd:
mijn zoon ben jij, ik heb jou heden verwekt1
en wederom
Ik zal hem tot vader zijn en hij zal mij tot zoon zijn.
6
En wederom
wanneer hij de eerstgeborene binnenbrengt in de wereld, zegt hij:
Aanbidden2 moeten hem
alle engelen van God3 .
7
En over de engelen zegt hij inderdaad:
hij die zijn engelen maakt tot geesten4
en zijn dienaren tot vlammen vuur5,
8
van de zoon echter:
uw troon o God is van alle eeuwigheid6
en de staf van de rechtmatigheid
is de staf van uw koninkrijk7 .
9
U hebt gerechtigheid liefgehad
en wetteloosheid gehaat;
daarom heeft u o God uw God gezalfd
met olie van vreugde,
meer dan uw gelijken89 .
10
En:
Gij hebt in het begin, Heer,
de aarde gegrondvest,
en de werken van uw handen zijn de hemelen10 ;
11
zij zullen vergaan,
maar gij blijft
en zij zullen allen als een kleed verslijten11
12
als een mantel zult gij ze oprollen,
als een kleed zullen zij verwisseld worden,
maar gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet eindigen.
 

Noten

  1. zie Psalm 2,7↩︎

  2. proskuneo: vereren/neerbuigen/aanbidden↩︎

  3. zie Deut. 32,34 en 2 Samuel 7,14↩︎

  4. pneumata: geesten/winden↩︎

  5. Zie Psalm 104,4↩︎

  6. letterlijk: de eeuw der eeuwen↩︎

  7. Zie Psalm 45, 6↩︎

  8. staat het dichts bij het Griekse `metoxous´: partners, gezelschap. Naardense Bijbel gezellen; Willibrord: gezellen↩︎

  9. Zie Psalm 45: 7↩︎

  10. Zie psalm 102, 25↩︎

  11. Zie Psalm 102, 26a↩︎

Scroll naar boven