Jeremia 20,7-13
- Vertaling: Joep Dubbink
- voor 22 juni 2014: 1e van de zomer (A-jaar)
- uit Jeremia: Jeremia 20,7-13
Noten
-
Het gebruikte werkwoord heeft vaak, zij het niet altijd, een agressieve en/of seksuele betekenis: aanranden, verkrachten: Ex. 22,15, Hos. 2,16 en Job 31,9; ook in Ri. 14,15 en 16,5; 2 Sam. 3,25 en Spr. 24,28 heeft het verbum bepaald geen positieve klank, in 1 Kon. 22,20-22 is geen sprake van geweld maar wel van bedrog.↩︎
-
Ook dit werkwoord komt enkele keren voor in de betekenis “verkrachten”: Deut. 22,25 en 2 Sam. 13,11-14; anders, maar ook in verband met seksualiteit: Spr. 7,13.↩︎
-
Naar de Naardense Bijbel.↩︎
-
Deze uitdrukking komt nog vier keer in Tenakh voor: Jer. 6,7, Ez. 45,9, Am. 3,10 en (in omgekeerde volgorde) Hab. 1,3. Het lijkt te gaan om een juridisch begripskader: niet zozeer fysiek geweld op zich, maar de roep tot God om recht in een situatie van rechtsverkrachting (vgl. Job 19,7).↩︎
-
Vuur kan begeleidend teken bij een theofanie zijn, vgl. o.a. Ex. 19,18, Deut. 4,11, enz. In Jeremia komt het vrijwel uitsluitend voor in verband met Gods toorn en oordeel. In 5,14 en 23,29 slaat het, evenals hier, op de ongehoorde kracht waarmee het woord van JHWH zich meldt bij degene die het moet spreken.↩︎
-
Deze uitdrukking komt (naast Ps. 31,14) uitsluitend vijf keer voor in Jeremia. In 6,25, 46,5 en 49,29 in een onheilsprofetie: dreiging van alle kanten, geen ontkomen aan. In 20,3 past Jeremia de uitdrukking als spotnaam toe op de priester Paschur. De grammaticale plaats is omstreden, sommigen willen dit rekenen tot de woorden van de tegenstanders, vgl. de parafrase van Bright, (Jeremiah, 133): “There goes old Magor-Misabib!” Er zijn verschillende redenen dit niet te volgen: zie de masoretische accenten, de LXX en het citaat in Ps. 31, waarin geen sprake is van directe rede. Jeremia is zélf de van rondom bedreigde is, dus het eerste slachtoffer van zijn eigen woorden.↩︎
-
Naar de Naardense bijbel.↩︎
-
Lett. `onze wraak´; bezitt. vnw. moet blijven vanwege `úw wraak´ in vs. 12b.↩︎