Wijsheid 2,12-24

 


12
Laten wij de rechtvaardige belagen, want hij is ons tot last
en hij verzet zich tegen wat wij doen.
Hij verwijt ons overtredingen van de wet
en hij beschuldigt ons ervan dat wij afwijken van wat wij geleerd hebben.
13
Hij beroemt er zich op God te kennen
en noemt zich een dienaar van de Heer.
14
Hij is een aanklacht tegen onze opvattingen geworden;
het valt ons al zwaar hem te zien
15
want zijn levenswijze is niet die van de anderen
en zijn gedragingen zijn zonderling.
16
Hij ziet ons aan voor valse broeders
en mijdt onze wegen alsof ze onrein waren.
Het einde van de rechtvaardigen prijst hij zalig
en hij pocht dat God zijn vader is.
17
Wij willen wel eens zien of zijn woorden waar zijn
en ons ervan vergewissen wat er bij zijn heengaan gebeurt.
18
Want als de rechtvaardige een zoon van God is, dan zal die het voor hem opnemen
en hem redden uit de hand van zijn tegenstanders.
19
Laten wij hem maar eens op de proef stellen met niets ontziende folteringen,
om zijn zachtmoedigheid te leren kennen
en zijn geduld te toetsen.
20
Laten wij hem veroordelen tot een smadelijke dood:
er wordt, volgens zijn woorden, toch over hem gewaakt.1
 
21
Zo redeneren zij, maar zij vergissen zich,
want hun boosheid maakt hen blind.
22
Zij hebben geen kennis van Gods geheimen
zij verwachten niet dat de vroomheid beloond wordt
en zij geloven niet dat op een onberispelijk leven een bekroning volgt.
23
God heeft immers de mens geschapen in onvergankelijkheid
en Hij heeft hem gemaakt tot een beeld van zijn eigen eeuwigheid,
24
maar door de afgunst van de duivel is de dood in de wereld gekomen
en hij wordt ondergaan door diens aanhangers.2
 

Noten

  1. Hier eindigt een lange passage die in 2:1 is begonnen en die door de auteur in de mond van de goddelozen wordt gelegd.↩︎

  2. `diens aanhangers´ (2:24) grijpt terug op 1:16, waar in het Grieks precies dezelfde woorden worden gebruikt. In Bijbelvertalingen wordt deze inclusio zelden of nooit concordant weergegeven.↩︎

Scroll naar boven