1 Petrus 3,18-22

 


de prediking van Christus hemelhoog en peilloos diep

18
Omdat ook Christus eens en voor altijd1 voor zonden heeft geleden2
een rechtvaardige3 voor4 onrechtvaardigen,
opdat hij jullie tot God zou voeren5,
gedood weliswaar in het vlees
maar tot leven gewekt6 in de geest.
19
Waardoor7 hij8 ook in gevangenis9 is heengegaan10
om de geesten11 te verkondigen,
20
hen die vroeger ongehoorzaam12 waren,
waarbij God met lankmoedigheid13 wachtte14
in de dagen dat Noach de ark15 vervaardigde,
waarin weinigen waren, dat is [te zeggen] acht zielen, die gered16 werden
door het water heen.
21
Dat ook jullie nu redt, als tegenbeeld17 : de doop,
niet als afleggen18 van19 lichamelijk vuil,
maar als bede20 om een goed geweten21 tot God22 .
door de opstanding van Jezus Christus,
22
die is aan de rechterhand van God,
heengegaan23 naar de hemel,
aan wie engelen en machten en krachten onderworpen zijn24
 

Noten

  1. hapax, ein fuer allemal, in Muenchener NT↩︎

  2. paschoo — wat men lijdelijk ondergaat, zowel gunstig als ongunstig: ervaren, ondervinden; in uiterste instantie kan het ook sterven betekenen: zo hier vertaald bij Chouraqui en in de Naardense Bijbel. M.n. voor het lijden van Christus (Murre): Mt16:21, Mc8:31, 9:12; Lc9:22, 17:25, 22:15, 24:26,46; Hand1:3, 3:18, 17:3; Hb2:18, 5:8, 13:12; 1Pt2:21,23, 3:18, 4:1↩︎

  3. een van de titels uit de oudste traditie van de kerk vlgs. Bolkestein↩︎

  4. ter wille van cf. Jes.53:10,11↩︎

  5. prosagoo als: doen naderen cf. Gen.27:25; Ex.21:6, 29:4, 40:12; Lev.8:234; Num.8:9, 10– in de zin van offer of toewijding (Murre)↩︎

  6. zoiopoieoo: levend maken, ontkiemen, ook in geestelijke zin↩︎

  7. en hooi — als: in de geest (slot van vs.18) waardoor een pre-existente Christus met Noach wordt gecombineerd, zo bij Augustinus, Thomas Aquino; en hooi temporeel: waarbij, bij welke gelegenheid↩︎

  8. nl. Christus↩︎

  9. fulake: wacht, kerker; hier als voorgeborchte? de sjeool? Cf. afdaling in het dodenrijk in Mat.12:40 en Hand.2: 27, 31. Luther is zeer terughoudend over de nederdaling ter helle↩︎

  10. poreuoo zie ook vers 22)↩︎

  11. geesten: mensen uit het oude verbond (Clemens Al, Origenes, Calvijn)? de generatie van Noach, cf. Mat.24:37-39, die onbekeerlijk is en geen deel zal hebben aan de toekomstige wereld (=Strack-Billerbeck I, S.916 ff)? of alle gojim? Of gevallen engelen cf. Gen.6?↩︎

  12. apeitheoo: aan iemand, ook aan God of het evangelie: 1Pt4:17↩︎

  13. makrothumia: geduld, volharding in het lijden, verdragen van zonde↩︎

  14. apekdechomai: (ver)wachten↩︎

  15. kibootos: houten doos, kist > ark van het verbond (aroon hakodesh) in Hb.9:4, Apoc.11:19; ark van Noach (teba) in Mat.24: 38; Luk.17:27; Heb.11:7; hl.↩︎

  16. diasooizoo: in leven houden, sparen, ontkomen, veilig overbrengen↩︎

  17. antitype↩︎

  18. apothesis, afleggen als liturgische term↩︎

  19. letterlijk: vuil — rupos, op het vlees↩︎

  20. eperotema, alleen hier↩︎

  21. suneidesis↩︎

  22. eis theon kan niet getrokken worden bij eperotema, maar hoort bij suneidesis, aldus Bolkestein, zo ook in Murre↩︎

  23. poreuoo: (op weg) gaan, voortgaan, cf. vers 19; ook i.d.z.v. sterven bv. Luk.22: 22,33↩︎

  24. upotassoo: zowel letterlijk als figuurlijk: neerleggen en onderdanig zijn↩︎

Scroll naar boven