Kolossenzen 1,24-29

 


24
Nu verheug ik mij
over wat ik lijd terwille van jullie
en wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus
vul ik in mijn vlees aan voor zijn lichaam,
dat is de gemeente,
25
waarvan ik dienaar geworden ben
naar de opdracht van God, die mij gegeven is
om jullie te vervullen met het woord van God,
26
het geheimenis dat verborgen was
voor de eeuwen en de geslachten
maar dat nu aan zijn heiligen is verschenen,
27
aan wie God bekend wilde maken
wat de rijkdom is van de glorie1 van dit geheimenis onder de volkeren,
dat is Christus onder jullie,
de hoop op glorie.
28
Hem verkondigen wij
wanneer wij ieder mens op het hart drukken2
en ieder mens onderrichten in alle wijsheid,
opdat wij ieder mens kunnen neerzetten
als volmaakt3 in Christus.
29
Hiervoor zwoeg ik en strijd ik
naar de werkzaamheid van hem
die in mij werkt met kracht.
 

Noten

  1. of: heerlijkheid. Het Griekse δόξα is verwant aan כָּבֹוד in het Hbr. en heeft als ‘heerlijkheid ook zijn plaats in het ‘Onze Vader’ gevonden↩︎

  2. of: vermanen↩︎

  3. τέλειος vgl. het Hebreeuwse תָּמִים, volmaakt, in de zin van: uit een stuk, ongeschonden↩︎

Scroll naar boven