Marcus 8,27-38
- Vertaling: Frank Wiersma
- voor 6 september 2015: 12e van de zomer (B-jaar)
- uit Marcus: Marcus 8,27-38
de belijdenis bestraft
Noten
-
liever niet: onderweg, het gaat om de weg van de gezalfde, vs.29↩︎
-
eperootaoo — ondervragen↩︎
-
ἐπιτιμάω — bestraffen, beboeten, verwijten, berispen, aan– ver-manen, streng verbieden; Naastepad: „gebood hun scherp” maar dat kun je niet concordant volhouden. Chouraqui: rabrouer — aangrauwen, standje geven↩︎
-
bij Mar. 14x; mensenkind cf. Ezechiël (passim) en Psalm 8:5; vooral Dan.7:13↩︎
-
ἀρχιερεύς — zo Veerkamp in „Deze wereld anders”: er is maar één hogepriester. Maar ook de hoofden van de 24 orden werden zo genoemd↩︎
-
oorspr. tegenstander, uit שָׂטָן wordt in Gr. Σατανᾶς, ook juridisch aanklager↩︎
-
φρονέω — bedacht zijn op, streven naar, zinnen zetten op, ergens aan hechten, letten op↩︎
-
het volgende een verzameling losse spreuken, uit Q afkomstig?↩︎
-
σταυρός — zo Naastepad↩︎
-
Naardense Bijbel: leven-en-ziel↩︎
-
ζημιόω — straffen, beboeten, benadelen, schade lijden↩︎
-
ἀντάλλαγμα ↩︎