Romeinen 12,6-21

 


6
We hebben verschillende gaven1,
al naar gelang de genade
die ons geschonken is2 .
Wie de gave heeft van profetie:
doe dat in overeenstemming met het geloof.
7
Wie de gave heeft tot dienstbaarheid:
in het diakonaat.
Wie de gave heeft te onderwijzen:
in het onderwijs3 .
8
Wie de gave heeft te troosten:
in de vertroosting4 .
Wie iets weggeeft:
in oprechtheid5 .
Wie leiding geeft:
met toewijding6 .
Wie barmhartig voor een ander is:7
in blijmoedigheid8 .
9
Laat je liefde oprecht zijn.
Verafschuw het kwaad9
en wees het goede toegedaan.
10
Heb elkaar teder lief10
met de innige liefde van broeders en zusters11
en respecteer de ander meer dan jezelf12 .
11
Wees in je toewijding niet aarzelend,
maar wees bruisend door de Geest13
en dien de Heer.14
12
Wees verheugd door de hoop15,
wees standvastig in tegenspoed16
en hou vol te bidden17 .
13
Bekommer je om de noden van de heiligen18
en hou de gastvrijheid hoog.19
14
Zegen wie jou vervolgen;20
zegen hen, vervloek hen niet.
15
Wees blij met de blijden,21
heb verdriet met wie verdriet heeft.22
16
Bedenk het éne onder elkaar:23
niet de hoge dingen,24
maar laat je meenemen door wat beneden is.
Bedenk niet wat in jezelf is.25
17
Vergeld niemand kwaad met kwaad,26
maar neem je voor om aan alle mensen het goede te doen.27
18
Stel, voor zover het van jou afhangt,28
alles in het werk om met alle mensen
in vrede te leven.29
19
Wreek jezelf niet, geliefde broeders en zusters,30
maar geef plek aan de woede,
want er staat geschreven:
`Het is aan mij om wraak te nemen,
ik zal vergelden.´
20
Maar `als uw vijand honger heeft,
geef hem te eten,
als hij dorst heeft,
geef hem te drinken.
Zodoende stapel je gloeiende kolen op zijn hoofd´.
21
Laat je niet overwinnen door het kwade,
maar overwin het kwade door het goede.
 

Noten

  1. Vgl. Rom. 1:11, 1Kor. 7:7, 1Kor. 12:4, 1Tim. 4:14↩︎

  2. Vgl. 1Pet. 4:10, Rom. 15:15↩︎

  3. Vgl. 1Tim. 4:13↩︎

  4. Vgl. 1Kor. 14:3, Filip. 2:1↩︎

  5. Vgl. Ef. 4:28, 2Kor 8:2↩︎

  6. Vgl. 1Tes. 5:12, 1Tim. 5:17↩︎

  7. Vgl. Mat. 6:3↩︎

  8. Vgl. 2Kor. 6:6, 1Kor. 13:6↩︎

  9. Vgl. Amos 5:15, Ps. 97:10↩︎

  10. Vgl. 1Tes. 4:9↩︎

  11. Vgl. 1Pet. 2:17↩︎

  12. Vgl. Rom. 13:7, Filip. 2:3↩︎

  13. Vgl. Hand. 18:25↩︎

  14. Vgl. Hand. 20:19, Kol. 3:24↩︎

  15. Vgl. Rom. 5:2v↩︎

  16. Vgl. Hand. 2:42↩︎

  17. Vgl. Filip. 4:6, Kol. 4:2, Ef. 6:18, 1Tes. 5:17↩︎

  18. Vgl. Hand. 6:3↩︎

  19. Vgl. Hand. 28:10, Filip 4:14, 1Tim. 3:2, 1Tim. 5:10, Tit. 1:8, Heb. 13:2, 1Pet. 4:9↩︎

  20. Vgl. Mat 5:44↩︎

  21. Vgl. Luc. 1:58↩︎

  22. Vgl. WijsJS. 7:34↩︎

  23. Vgl. Rom. 15:5↩︎

  24. Vgl. Rom. 11:20, 1Tim. 6:17, Rom. 11:25↩︎

  25. Vgl. Spr. 3:7, Jes. 5:21↩︎

  26. Vgl. 1Tes. 5:15, 1Pet. 3:9↩︎

  27. Vgl. Spr. 3:4 (LXX)↩︎

  28. Vgl. 2Kor. 8:21↩︎

  29. Vgl. Heb. 12:14↩︎

  30. Vgl. Lev. 19:18↩︎

Scroll naar boven