Lucas 22,14-33

 


Aan tafel

14 En toen het uur gekomen was, ging hij aanliggen en de apostelen met hem.

15 En hij sprak tot hen: „Met begeerte heb ik begeerd dit Pascha voor mijn lijden met jullie te eten.

16 Want ik zeg jullie dat ik dit nooit meer eet totdat het vervuld wordt in het koninkrijk van God

17 En toen hij de drinkbeker had ontvangen en gezegend sprak hij: „neem en verdeel deze onder elkaar.”

18 Want ik zeg julie: „Nooit meer drink ik van wat de wijnstok voortbrengt totdat het koninkrijk van God is gekomen.

19 En toen hij het brood genomen en gezegend had, brak hij het en gaf het hen terwijl hij zei: „Dit is mijn lichaam dat voor jullie is gegeven. Doe dit om mij te gedenken.”

20 En evenzo zei hij bij de drinkbeker na het houden van de maaltijd: „Deze drinkbeker, een nieuw verbond in mijn bloed dat voor velen wordt uitgegoten.

21 Maar let op, de hand van wie mij uitlevert (is) met mij aan tafel.

22 Want de mensenzoon gaat wel zoals het bestemd is, maar wee de mens door wie hij wordt overgeleverd.”

23 En zij begonnen onder elkaar te discussiëren wie van hen dit dan wel zou doen.

24 En er ontstond ook wedijver bij hen, wie van hen de meerdere zou blijken te zijn.

25 En hij sprak tot hen: „De koningen van de volken heersen over hen en hun machthebbers laten zich weldoeners noemen.

26 Jullie (doen) toch niet zo, maar de meerdere zal bij jullie zal als de jongere zijn en de leider als iemand die dient.

27 Want wie is de meerdere, degene die aanzit of degene die dient? Is het niet degene die aanzit? Ik ben echter in jullie midden als iemand die dient.

28 Jullie zijn steeds bij mij gebleven in mijn beproevingen.

29 En ik deel jullie het koninkrijk toe, zoals de Vader het mij heeft toebedeeld,

30 opdat jullie eten en drinken aan mijn tafel in mijn koninkrijk en opdat jullie plaats nemen op de tronen om de 12 stammen van Israël te berechten.

31 Simon, Simon, let op, de Satan heeft jullie opgeëist om jullie als het koren te zeven.

32 Ik echter heb voor je gebeden, opdat je geloof je niet verliet.

En wanneer je tot inkeer bent gekomen, zul je je broeders versterken.”

33 En hij sprak tot hem. „Heer, met u ben ik bereid de gevangenis en de dood in te gaan.”

34 En hij sprak: “Ik zeg je Petrus, dat de haan vandaag niet zal kraaien voordat je driemaal hebt geloochend dat je mij kent.”

Scroll naar boven