Baruch 4,21-29

 


21
Blijf goede moed houden, kinderen,
roep tot God,
en hij zal u bevrijden uit de overheersing,
uit de hand van vijanden.
22
Want mijn hoop op uw redding stelde ik op de Eeuwige,
en vreugde is mij overkomen van de kant van de Heilige vanwege de barmhartigheid,
die u spoedig zal bereiken van de kant van uw eeuwige redder1
23
Want ik heb u onder klagen en wenen weggestuurd,
maar God zal u onder vreugde en blijdschap voor eeuwig aan mij teruggeven.
24
Want zoals nu de naburen van Sion uw ballingschap hebben gezien,
zo zullen zij spoedig uw van de kant van God komende redding zien,
die u zal overkomen met grote glorie en glans van de Eeuwige.
25
Kinderen, onderga geduldig de van de kant van God gekomen toorn over u;
uw vijand zit u op de hielen,
en u2 zult zijn ondergang spoedig zien en op hun nek zult u de voet zetten.
26
Mijn kwetsbaren zijn voortgegaan op ongeëffende wegen,
zij werden weggenomen als een kudde kleinvee, geroofd door vijanden.
27
Houd goede moed, kinderen,
en roep tot God,
want bij hem die u dit aandoet zal herinnering aan u zijn.
28
Want zoals uw gedachte uitging naar het afdwalen van God,
bekeer3 u tienmaal op zoek naar hem.
29
Want hij die u de kwade dingen aandeed, zal u de eeuwige vreugde brengen4 samen met uw redding.
 

Noten

  1. uw eeuwige redder: Ook mogelijk is: ‘de eeuwige, uw redder’; z. Muraoka, T., A Syntax of Septuagint Greek, Leuven-Paris-Bristol, CT, 2016, § 37bba. Z. nog begin van dit vers en v. 24.↩︎

  2. u: hier enkelvoud.↩︎

  3. Het οὕτως (‘zo’; z. bv. v. 24) ontbreekt hier.↩︎

  4. brengen: Lett.: ‘aandoen’.↩︎

Scroll naar boven