Daniël 9,14-19

 


14
Maar de HEER sloeg het kwaad1 nauwlettend gade2
en hij bracht het over ons;
want de HEER onze God is rechtvaardig,
in al zijn werken die hij verricht
maar3 wij hebben niet geluisterd naar zijn stem.
15
Welnu, Heer, onze God,
die uw volk met sterke arm4 hebt doen uitgaan uit het land Egypte
en u voor uzelf een naam hebt gemaakt zoals vandaag;
wij hebben gezondigd, wij hebben goddeloos gehandeld.
16
Heer,
moge in overeenstemming met al uw rechtvaardige daden toch uw toorn en uw gramschap wijken
van uw stad Jeruzalem, uw heilige berg;
ja, door onze zonden en door de ongerechtigheden van onze vaderen
zijn Jeruzalem en uw volk tot smaad bij allen die ons omringen.
17
Welnu, luister, onze God,
naar het gebed van uw dienaar en naar zijn smeekbeden
en doe uw aanschijn lichten
over uw verwoeste heiligdom;
ter wille van de Heer.5
18
Neig, mijn God, uw oor en hoor, open uw ogen
en zie onze verwoestingen
en de stad waarover uw naam is geroepen;6
ja, niet op grond van onze rechtvaardige daden7
zijn wij het die onze smekingen voor uw aanschijn leggen,
maar op grond van uw grote barmhartigheid.
19
Heer, hoor toch, Heer, vergeef toch,
Heer, luister toch aandachtig en handel, talm niet;
ter wille van u, mijn God;
ja, uw naam is geroepen
over uw stad en over uw volk.
 

Noten

  1. kwaad: Z. v. 12 en 13. De tekst sluit aan bij Daniëls gebed vanaf v. 4b.↩︎

  2. sloeg … nauwlettend gade: Veel vertalingen anders: ‘waken over’ of ‘wakker zijn’; NBV: ‘welbewust’.↩︎

  3. maar: met de bijsmaak ‘maar toch’.↩︎

  4. arm: Het Hebr. woord jad duidt op de hele onderarm.↩︎

  5. ter wille van de Heer: De Septuagint leest: ter wille van uw dienaren, Heer (δέσποτα); de Griekse vertaling van Theodotion leest: ‘ter wille van u, Heer (κύριε)’.↩︎

  6. waarover uw naam is geroepen: D.w.z. God is eigenaar van en meester over de stad. Z. ook v. 19.↩︎

  7. onze rechtvaardige daden: I.t.t. Gods rechtvaardige daden; z. v. 16.↩︎

Scroll naar boven