2 Samuël 5,6-16

 


6
De koning1 ging met zijn manschappen naar Jeruzalem
naar de Jebusieten2 die woonachtig waren in het land.
Die zeiden tegen David:
Jij komt hier niet binnen
want blinden en lammen zullen je verdrijven.3
met andere woorden:
David zal hier niet binnenkomen!
7
Maar David nam de vesting Sion in — de stad van David! –.4
8
Op die dag zei David
Ieder die de Jebusieten wil verslaan benadert ze via het riool.5
Daarom zegt men ook wel:
‘Een blinde of lamme zal niet in het huis [des Heeren] komen.’6
9
En David ging wonen in de vesting en noemde die “Stad van David”.
Hij bouwde die uit naar alle kanten,7 vanuit de citadel8 die zijn huis9 zou worden.
10
En gaandeweg10 nam David toe in aanzien,
JHWH de god der hemelse machten was met hem.
11
Chiram, de koning van Tyrus, zond boden naar David
met cederhout, houtbewerkers en steenhouwers.11
Zij nu bouwden het huis van David.
12
David nu begreep dat JHWH hem bevestigd had als koning over Israël,
zijn koningschap juist12 ten behoeve van zijn volk Israël had verheven.
13
David nam nadat hij uit Hebron was gekomen
ook nog bijvrouwen en vrouwen uit Jeruzalem13
en er werden nog weer zonen en dochters van David geboren.
14
Dit nu zijn de namen van degenen die hem in Jeruzalem zijn geboren:
Sammua, Sobab, Natan en Salomo.
15
Ook Jibchar, Elisua, Nefeg en Jafia,
16
Elisama, Eljada en Elifelet.14
 

Noten

  1. 2 Mss hebben David i.p.v. koning, zo ook de LXX, de Syrische vertaling voegt David toe bij koning.↩︎

  2. Er staat in het Hebreeuws een enkelvoud dat ook in de werkwoordsvorm wordt herhaald. Bedoeld is het collectief.↩︎

  3. Van der Palm 1835 geeft een uitvoerige notitie bij dit vers: Tot nog toe hadden de Israëliten Jeruzalem niet kunnen vermeesteren: de Jebuzieten waren altijd meesters gebleven in de bovenstad, en woonden, onder de Benjaminieten vermengd, ook in de benedenstad, die zij van den top hunner sterkte beheerschten. Intusschen was Jeruzalem ééne der hoofdsteden van het land Kanaän, van ouds beroemd, en ook heilig door de gedachtenis van Melchizedek. Deze stad te bemagtigen moest Davids roem ten top voeren, en was dus ook het eerste, waarop hij bedacht was.

    Het gezegde kan nauwelijks anders worden uitgelegd, dan als een grootspraak, om de onwinbaarheid der vesting aan te duiden, zoo ontoegankelijk, dat zij wel door lammen en blinden kon verdedigd worden.↩︎

  4. 1 Kronieken 11, 6 voegt aan deze verovering de rol van Joab toe die door zijn optreden het aanvoerderschap verkreeg. Het is nogal verrassend dat David de stad Davids verovert; pas ná de verovering gaat die natuurlijk zo heten, zie vs. 9. Om het היא weer te geven heb ik gekozen voor plaatsing tussen gedachtestreepjes en een uitroepteken.↩︎

  5. צִנּוֹר komt slecht twee maal voor, hier en in Psalm 42,8. LXX vertaalt met ἐν παραξιφίδι dolk. BDB geeft pijp, bron, leiding. Gesenius 2013 geeft ook watervloed, waterval, leiding en kanaal. Buber vertaalt met luchtpijp,: berühre ihm die Gurgel nur, “grijpe hem bij de strot”. Ook lijkt verdedigbaar dat de waterleiding de zwakke stee was bij de verdediging en daarmee de mogelijkheid van afsluiting wat bij een belegering net zo effectief is. De watertoevoer op een berg (diepe put of pijp) leent zich m.i. minder gemakkelijk voor heimelijke benadering dan een open afvoer.

    =De lammen en de blinden, David haat ze uit het diepst van zijn ziel.{ Een niet gemakkelijk begrijpelijke zin. Chouraqui vertaalt vrij letterlijk: quant aux boiteux et aux aveugles,

    ils sont haïs par l’être de David. Oussoren houdt het op hetzelfde: lammen en blinden háát Davids ziel! Maar Buber ziet er een vraag in: sollen Hinkende, sollen Blinde Dawids Seele verhaßt sein? NRSV geeft ook een alternatieve mogelijkheid waarbij David geen subject maar object is: another reading is: “those who hate David”.↩︎

  6. Zie in dit verband Matteus 21, 14↩︎

  7. letterlijk rondom ↩︎

  8. BDB geeft voor מִלּוֹא : eigen naam van een plaats, met twee mogelijkheden: De citadel in Jeruzalem of bij Sichem; komt van wortel מָלֵא vol zijn. Gesenius 18. Auflage heeft het over een opvulling van terrassen aan de oostkant van de zuidoost heuvel, Haram es-Serif.↩︎

  9. het Hebreeuws בָֽיְתָה is onduidelijk, ik volg LXX die het heeft over zijn eigen huis ↩︎

  10. הָלֹ֣וךְ וְגָדֹ֑ול cf. Est. 9:4 over Mordechai.↩︎

  11. Specifiek om stenen voor een muur te hakken.↩︎

  12. Ik vertaal het Hebreeuws כִי hier als een beklemtoning.↩︎

  13. Vergelijk 2 Sam. 3, 2↩︎

  14. De opsomming van namen verschilt van die in 1 Kronieken 3, 5-8. Ik heb de namen aangehouden zoals in NBG51 geschreven.↩︎

Scroll naar boven