Lucas 8,26-39
Jezus trekt over de grens van Israel heen (‘neer’, vs. 26) en bevrijdt er een zeker mens, als een vooruitgeschoven post van het komende koninkrijk. Vs. 40 hoort erbij, vanwege de tegenstelling tussen de massa (vs. 37) en de menigte (vs. 40), die op Jezus wacht.
26
En zij voeren omlaag, naar de streek van de Garasenen –
die is tegenover Galilea.
27
En toen hij eruit ging, het land op,
kwam hem een zekere man uit de stad tegemoet
die demonen had
-en een behoorlijke tijd had hij geen kleding aangedaan
en hij verbleef niet in een huis, maar in de graven –.
28
Toen hij Jezus zag
schreeuwde hij naar omhoog,
hij viel voor hem neer
en met luide stem zei hij:
Wat is er tussen mij en u, Jezus, zoon van God de Hoogste?!
Ik smeek u,
doe mij geen pijn !
29
-Want hij had aan de onreine geest afgekondigd eruit te gaan, weg van die mens;
want op vele tijden had die hem meegeroofd
en dan werd hij geboeid met kettingen en voetboeien ter bewak/ring,
maar als hij dan door de boeien heen brak
werd hij voortgejaagd door de demon, de woestijnen in. —
30
Maar Jezus vroeg hem:
Wat is je naam ?
En hij zei:
Legioen!
want er waren vele demonen bij hem binnengegaan … —
31
En zij riepen hem toe
hen niet op te dragen in de afgrond weg te gaan.
32
Nu was daar een kudde met een behoorlijk aantal varkens,
die gehoed werd op de berg.
En zij riepen hem toe
hen toe te staan in hen binnen te gaan –
en hij stond hen dat toe.
33
Toen de demonen uitgegaan waren, weg van die mens,
gingen ze de varkens binnen,
en de kudde stortte langs de steilte neer het meer in
en stikte .
34
Toen de hoeders zagen wat geschied was
vluchtten ze
en ze deden verslag in de stad en op de velden.
35
En zij gingen er op uit om te zien wat geschied was
en ze kwamen bij Jezus
en vonden daar gezeten de mens van wie de demonen waren uitgegaan:
gekleed en verstandig geworden,
aan de voeten van Jezus,
en zij vreesden.
36
En zij die het gezien hadden deden hen verslag
hoe de gedemoniseerde bevrijd was.
37
Toen vroeg hem heel de massa van de omstreek van de Gerasenen
weg te gaan van hen,
omdat ze door grote vrees bevangen waren.
En hij – hij ging in het schip en keerde om.
38
De man van wie de demonen waren uitgegaan smeekte hem
om met hem samen te mogen zijn.
Maar hij stuurde hem weg,
hij zei:
39
Keer om naar je huis
en verhaal alwat God aan je gedaan heeft.
En hij ging weg, de hele stad door,
berichtend alwat aan hem gedaan had – Jezus…
40
Toen Jezus omkeerde
ontving de menigte hem,
want ze waren daar allemaal –
ze verwachtten hem…
Noten
-
uitdrukkelijk zo met ‘kata-‘, Lucas beschrijft dit als een neergang naar de volken; NB ‘zakken af’, mooi gevonden, iets te populair
-
tegenstelling met het ‘neervaren’ in vs. 26
-
lett. ‘grote’
-
de stem is weg in de NBV
-
zo NBV
-
zo NB
-
niet ‘uit’ (NB), maar ‘weg’, ‘apo-‘
-
letterlijk, kan heel goed zo vertaald worden, NBV vlak ‘… had hem al heel lang in zijn macht’
-
dubbelzinnig: in het belang van die ene en van de omstanders; de NBV gebruikt het modewoord ‘veiligheid’
-
lett. ‘door…’, zo heftig is het
-
zo ook NB, meervoud, zo erg is het
-
veelzeggend ‘maar’
-
‘naam’ verdwenen bij de NBV
-
de NBV heeft hier kennelijk een andere grondtekst
-
NBV ‘onderwereld’
-
sterker dan ‘verdronk’
-
‘met eigen ogen’ fantaseert de NBV erbij
-
de NBV varieert parafraserend ‘voorgevallen’
-
de NBV respecteert niet de afwisseling van ‘man’ en ‘mens’ in de grondtekst
-
NBV parafraserend ‘angst en ontzetting’
-
met nadruk: ‘autos’
-
zo NB
-
ontbreekt bij de NBV
-
niet God, maar Jezus; vanwege de verrassing heb ik die naam ook in de vertaling aan het eind gezet