Matteüs 26,47-75

 


Nu…het uur u!

47
Terwijl hij nog sprak,
zie, Judas, is er, één van de twaalven,
en met hem, gezonden door de overpriesters en de oudsten van het volk,
een talrijke menigte met zwaarden en stokken1
48
Die hem overleverde2
had hen ten teken gegeven:
Die ik zal kussen3,
die is het!
Hem moeten jullie grijpen!
49
En direct terwijl hij toetrad op Jezus,
zei hij:
Gegroet rabbi,
en hij omhelsde4 hem.
50
Jezus evenwel zei tot hem:
Vriend, ben je hierom aanwezig?
Toen traden ze toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen hem
51
En zie, één van degenen die met Jezus was,
strekte zijn hand uit, trok zijn zwaard
en terwijl hij sloeg,
nam hij het oor van de dienaar van de hogepriester weg.
52
Dan zegt Jezus tot hem:
Breng je zwaard terug op z’n plaats,
want allen die het zwaard opnemen,
zullen door het zwaard vergaan!
53
Of denk je misschien,
dat ik mijn Vader niet kan aanroepen,
en Hij zal mij nu terzijde staan met meer dan twaalf legioenen engelen?
54
Hoe zouden dan de schriften vervuld worden,
(die zeggen) dat het zo moet gebeuren?
55
In dat uur zei Jezus tot de menigte:
Als bij een misdadiger zijn jullie uitgetrokken
met zwaarden en stokken, om mij mee te nemen !
Terwijl ik dagelijks in de tempel gezeten was en leerde,
hebben jullie mij níet gegrepen.
56
Maar dit is allemaal gebeurd,
opdat de schriften van de profeten vervuld zouden worden.
Toen vluchtten al de leerlingen van hem weg.
57
Maar zij die Jezus hadden gegrepen,
voerden hem af naar Kajafas, de hogepriester,
waar ook de schriftgeleerden en oudsten vergaderden.
58
Petrus echter volgde hem van verre,
tot de binnenplaats van de hogepriesters,
waar hij naar binnenging en bij de bedienden zat,
om de afloop te zien.
59
De overpriesters en heel de Hoge Raad
zochten een vals getuigenis tegen Jezus,
opdat zij hem ter dood zouden brengen.
60
En van de velen die aantraden was er niemand die vals getuigde.
Tenslotte waren er twee gedagvaarden die zeiden:
61
Hij heeft gezegd:
Ik kan het heiligdom van God afbreken
en gedurende drie dagen opbouwen.
62
De hogepriester stond op en zei tot hem:
Heb je geen antwoord,
op wat dezen tegen je getuigen?
63
Maar Jezus zweeg.
En de hogepriester zei tot hem:
Ik bezweer je voor de levende God,
dat je ons zal zeggen, of jij de Christus, de zoon van God bent?
64
Jezus zegt tot hem:
Je hebt het gezegd.
Alleen dit zeg ik jullie nog:
Vanaf nu zullen jullie de Mensenzoon zien
aan de rechterhand van de Kracht
en komend op de wolken van de hemel.
65
Toen verscheurde de hogepriester zijn kleren en zei:
Godslasterlijk!
Hoezo hebben we nog getuigen nodig?
Zie, nu hebben jullie de godslastering gehoord,
66
wat is jullie mening?
Zij antwoordden en zeiden:
Hij is de dood schuldig !
67
Toen spogen ze in zijn gelaat,
sloegen hem met vuisten en zwepen, en zeiden:
68
Profeteer ons dan, Christus, wie heeft je geslagen ?
69
Maar Petrus zat buiten in de binnenplaats
Er kwam een dienstmeisje op hem af, die zei:
Jij was toch ook bij Jezus, de Galileeër?
70
Maar hij loochende het, terwijl hij ten overstaan van allen sprak:
Ik weet niet wat je zegt!
71
Toen hij wegging naar het poortgebouw,
zag een ander hem en zegt aan die daar zijn:
Deze was ook bij Jezus, de Nazoreeër!
72
En opnieuw loochende hij met een eed,
dat hij de mens niet kent.
73
Even later traden zij toe die (op wacht) stonden
en zeiden tot Petrus:
Waarachtig, jij hoort ook bij hen,
want je uitspraak maakt je kenbaar5 !
74
Toen begon hij te vloeken en te zweren,
dat hij de mens niet kent.
En direct klonk6 de haan !
75
En Petrus herinnerde zich het woord,
dat Jezus had gesproken:
Vóór het klinken van de haan, zal je mij driemaal verloochend hebben.
Hij ging naar buiten en weende bitter.
 

Noten

  1. let. wat van hout is↩︎

  2. of: verraadde↩︎

  3. phileoo – liefhebben, beminnen↩︎

  4. intensieve vorm van phileoo↩︎

  5. let. duidelijk↩︎

  6. phooneoo –algemeen: geluid maken, stem geven↩︎

Scroll naar boven