Micha 4,1-8

 


Vertaling: L.M.A. van Buren:

1
Het zal geschieden in het laatste1 der dagen:
de berg van het huis van JHWH zal vaststaan
als hoofd van de bergen,
verheven zal hij zijn boven de heuvels.
Volken stromen er tegen op,2
2
vele3 natiën gaan en zeggen:
Laten we gaan en optrekken
naar de berg van JHWH,
naar het huis van Jakobs God.
Hij zal ons onderrichten uit zijn wegen4
en wij zullen gaan op zijn paden.
Want van Sion gaat onderrichting uit,
het woord van JHWH uit Jeruzalem.5
3
Hij zal richten tussen vele volken
en rechtspreken6 over machtige7 natiën, tot ver weg8 .
Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen slaan9,
hun speren tot snoeimessen.
Natiën zullen het zwaard niet tegen elkaar opheffen,
ze zullen de oorlog niet meer leren.
4
Zij zullen zitten
een ieder onder zijn wijnstok
en onder zijn vijgenboom,
en niemand schrikt hen op,10
want de mond van JHWH der Heerscharen11 heeft gesproken.
5
Al gaan alle volken
elk in de naam van zijn god,
wíj gaan12 in de naam van JHWH, onze God,
voor altijd en immer.
 
6
Op die dag
– uitspraak van JHWH –,
zal ik het kreupele verzamelen,13
het uiteengejaagde bijeenbrengen,
hen die ik kwaad heb gedaan.
7
Het kreupele maak ik tot rest,
het ver verwijderde14 tot een machtige natie.
JHWH zal koning over hen zijn op de berg Sion,
vanaf dan, voor altijd.
 
8
En jij, toren van de kudde15, Migdal Eder16
hoogte17 van dochter Sion,
op jou zal ze toekomen,
ze zal komen, de heerschappij van weleer,
het koningschap van dochter Jeruzalem.
 

Noten

  1. Acharit = einde, uiterste, laatste, afloop – eschatologische term .↩︎

  2. K. Deurloo wijst erop dat het naar boven stroomt, =tegen de gangbare weg in. Jesaja heeft alleen daarheen, maar Micha heeft tegenstroom.↩︎

  3. Bij Jesaja 2,2-5 zijn het ‘alle’ (*kal*) natiën. Bij Jesaja worden volken en naties om gedraaid.↩︎

  4. Hij zal ons ‘Tora leren’ uit zijn wegen.↩︎

  5. Kristin Ritsert wijst er terecht op, dat de volken niet naar Jeruzalem ‘opstromen’ om er in de nieuwe tempel te offeren, maar omdat vandaar Tora (= onderrichting), Gods Woord uitgaat. Vgl. DED 2011-1, 15.↩︎

  6. Jachach (hif.) = terechtwijzen, oordelen.↩︎

  7. ‘Atsum = machtig, talrijk.↩︎

  8. Ad-rachoq (= tot ver weg): ontbreekt bij Jesaja 2,2-5.↩︎

  9. Kan ook onhameren zijn, maar slaan is beter voorleesbaar. Messen die druiven uitdunnen. Snoeien om te groeien…? Maar het gaat om de omslag van oorlog naar akkerbouw Die snoeimessen heb je nodig voor de druiven en de ploegscharen voor de grond bij de vijgenboom.↩︎

  10. Dit hoopvolle beeld voegt Micha toe aan het citaat van Jesaja. Wijnstok en vijgenboom zijn niet belangrijk voor het overleven van mensen, maar verhogen de levensvreugde. Vgl. Ritsert, DED 2011-1, 15.. Beeld van de vrede bij Salomo 1Kon 4 vers 25./ (5 vers 5) In hoofdstuk 2 wordt dit woord in de mond gelegd van de opponenten. Zie Zacharia 3 vers 10. Bij Jesaja en Jeremia altijd negatief over Wijnstok. Opschrikken is ook door Micha toegevoegd. Jesaja 17:2 de profetie tegen Damascus.↩︎

  11. Tsebaot = heerscharen, legerscharen; komt als naam van God 279 keer voor.↩︎

  12. In Mi. 4,1-5 komt het werkwoord halach (gaan) 5x voor: één keer voor elk boek van de Tora. De halacha is de weg die Israël gaat met zijn God. Die ordent het leven, geeft structuur en verandert steeds weer. Vgl. Ritsert, DED 2011-1,15. Ook een tegenstelling in Jesaja 51:6 waar het ook als tegenstelling wérkt.↩︎

  13. Kreupele is Jakob; dit woord komt alleen nog voor bij Jakob, Gen 32.↩︎

  14. Hannahala’ah: onduidelijk; zou part. nif. zijn van hl’, dat verder niet voorkomt; misschien van: chalah (= zwak worden, nif.: ziek gemaakt worden) of la’ah (= moe worden, nif.: moe gemaakt worden, zich vermoeien). ↩︎

  15. Net als de opmerking En jij Bethlehem. Let ook op de verbanden met Genesis 32-35.↩︎

  16. Migdal eder: wordt soms onvertaald gelaten.↩︎

  17. ‘Ofel = bult (hoogte) in het landschap, op de tempelberg van Jeruzalem.↩︎

Scroll naar boven