Micha 7,1-7

 


Vertaling Amstelpreekteam

1
Wee, o wee mij1
want ik ben geworden
als bij de inzameling van de najaarsoogst
bij nalezing van de druivenpluk:
geen tros meer om te eten.2
Naar een eersteling-vijg verlangt mijn ziel.
2
Verdwenen is de getrouwe uit het land.
Er is geen een oprechte meer onder de mensen.
Allemaal loeren ze op bloedvergieten,
een ieder probeert zijn broeder te vangen;
3
over het kwaad spreiden ze handen om het te vergoeilijken:
de vorst eist,
de rechter werkt tegen vergoeding,
wie grootmogend is, hij spreekt het verlangen van zijn ziel uit.
Zo verdraaien ze alles!
4
De beste van hen is als een doornstruik3
de meest oprechte erger dan een stekelhaag4
— de dag waarop ze je in de gaten hebben
dat je wordt bezocht
komt er aan!
Nu gaat hun ontwrichting zich voltrekken:5
 
5
Jullie moeten een makker niet vertrouwen,
je niet op je maat verlaten!
Tegenover haar die in je schoot ligt
moet je waken over de deuren van je mond!6
6
Want een zoon behandelt zijn vader schandelijk,
een dochter staat op tegen haar moeder,
een schoondochter tegen haar schoonmoeder.
Iemands vijanden, dat zijn zijn huisgenoten!
7
Maar ik, ik houd JHWH in de gaten,
ik blijf wachten op de God van mijn bevrijding
mijn God zal naar mij horen.
 

Noten

  1. Buber heeft ook twee keer wee. אַלְלַי staat er eenmaal in het Hebreeuws. Het woord komt nog eenmaal elders voor, Job 10, 15. Beklemtoning lijkt niet verkeerd.↩︎

  2. Zie ook de wijnstok en de vijgenboom in 4,4. Hier staat dus het omgekeerde van dit visioen.↩︎

  3. Micha haalt de woorden aan op de klank, dus doornstruik en stekelhaag om het rijm te laten horen.↩︎

  4. Spreuken 15.↩︎

  5. De relaties gaan er aan.↩︎

  6. Psalm 141.↩︎

Scroll naar boven