Romeinen 8,31-39

 


31
Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen?
Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
32
Hij die zijn eigen zoon niet gespaard heeft,
maar Hem voor ons allen overgegeven heeft,
hoe zal hij ook niet met Hem
ons alle dingen genadevol schenken1 .
33
Wie zal uitverkorenen van God beschuldigen?
God is het die rechtvaardigt;
34
Wie is het die zal veroordelen2 ?
Christus is de gestorvene,
wat meer is, de opgewekte,
die ter rechterhand van God is,
die ook voor ons pleit.
35
Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?
Verdrukking of benauwdheid of vervolging
of honger of naaktheid
of gevaar of een zwaard?
36
Zoals geschreven is:
Terwille van U worden wij de hele dag gedood,
wij worden beschouwd als schapen voor de slacht3 .
37
Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars4
door Hem Die ons heeft liefgehad.
38
Want ik ben overtuigd dat noch de dood noch het leven,
noch engelen noch machten,
noch wat nu is noch wat straks komt,
noch machten5,
39
noch hoogte noch diepte6,
noch enig ander schepsel7
ons zal kunnen scheiden van de liefde van God,
die is in Christus Jezus onze Heer.
 

Noten

  1. χαρίζομαι: vergeven, vrijelijk geven, gunst verlenen, genadig zijn↩︎

  2. participium, enkelvoud, van actief werkwoordsvorm, futurum↩︎

  3. Psalm 44:23↩︎

  4. Mooi is zoals de Willibrord vertaalt: zegevieren wij glansrijk. In ieder geval wil het Grieks uitdrukken: het oordeel is dat je beter bent dan de norm.↩︎

  5. de Willibrord vertaalt hier: geen macht, en pakt dat weer op in het volgende vers↩︎

  6. Willibrord: in den hoge of in de diepte↩︎

  7. Willibrord eveneens: schepsel. De ‘English Standard Version’: nor anything else in all creation↩︎

Scroll naar boven