Exodus 19,1-11

 


1
In de derde maand sinds de uittocht van de zonen van Israël uit het land Egypte,
op deze dag1 zijn zij bij de woestijn Sinai aangekomen2 .
2
Ze braken op uit Refidim,
kwamen bij de woestijn Sinai
en sloegen hun kamp op in de woestijn.
Israël sloeg daar zijn kamp op tegenover de berg,
3
maar Mozes was naar de godheid3 opgeklommen4 .
Toen riep tot hem JHWH vanaf de berg, zeggend:
Zo zal je zeggen tot het huis van Jakob
en bekendmaken aan de zonen van Israël:
4
Jullie hebben gezien
wat ik de Egyptenaren heb gedaan
en dat ik jullie op vleugels van arenden droeg
en dat ik jullie tot mij bracht.
5
Nu dan,
indien jullie aandachtig naar mijn stem luisteren
en mijn commitment5 bewaart,
dan zullen jullie mij een bijzonder eigendom zijn uit alle volkeren,
want aan mij behoort de gehele aarde:
6
Jullie zullen mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilige natie6 .
Dit zijn de woorden die je tot de zonen van Israël spreken zult.
7
Toen Mozes aankwam
riep hij de oudsten van het volk
en legde hun al deze woorden voor die JHWH hem geboden had.
8
Het gehele volk antwoordde tezamen,
ze zeiden:
Alles wat JHWH gesproken heeft,
zullen wij doen.
Mozes bracht de woorden van het volk terug naar JHWH.
9
JHWH zei tot Mozes:
‘Zie, Ik kom straks naar je toe in een donkere wolk,
met de bedoeling dat het volk kan horen wanneer ik met je spreek
en ook in jou voor eeuwig vertrouwen heeft.’
Toen maakte Mozes de woorden van het volk aan JHWH bekend.
10
JHWH zei tot Mozes:
‘Ga naar het volk,
en heilig hen vandaag en morgen:
laten zij hun kleren wassen
11
en voor de derde dag gereed zijn.
want op de derde dag zal JHWH afdalen
voor de ogen van het gehele volk op de berg Sinai.
12
Je moet het volk eromheen afgrenzen, door te zeggen:
“Bewaar jullie om de berg te beklimmen en de rand aan te raken.
Eenieder die de berg aanraakt, zal zeker gedood worden.
13
Geen hand mag hem aanraken,
want hij zal zeker gestenigd of doorschoten worden.
Of het nu een dier of een mens is,
hij zal niet blijven leven.”
Bij het blazen van de ramshoorn mogen zij de berg beklimmen.’
14
Toen daalde Mozes van de berg af naar het volk,
en hij heiligde het volk;
zij wasten hun kleren.
15
En hij zei tot het volk:
‘Wees over drie dagen gereed:
jullie zullen niet tot een vrouw naderen.’
 

Noten

  1. zie Ex. 18:13 (‘de volgende dag’).↩︎

  2. Voor de vertaling ‘zijn … aangekomen’, zie E. Talstra, ‘Workshop: Clause Types, Textual Hierarchy, Translation in Exodus 19, 20 and 24’, in: E. van Wolde (ed.), Narrative Syntax and the Hebrew Bible (BIS 29), Leiden et al. 1997, 119–132, i.h.b. 131.↩︎

  3. vanwege het lidwoord voor Elohim vertaal ik met ‘de godheid’.↩︎

  4. 2d-3a: Een zelfde tegenstelling tussen het volk en Mozes doet zich voor aan het begin (Ex. 20:21) van de derde verhaaleenheid: Ex. 20:21-24:4a.↩︎

  5. Voor mijn vertaling van בְּרִית‎ met ‘commitment’, zie N.A. Riemersma, ‘Berît in het boek Exodus (19:3-8; 24:3-8; 34:10-28)’, Kerk en Theologie 71/2 (2020), 153-166. Een licht herziene versie is te vinden op: [www.nicoriemersma.nl/category/id/9/](http://www.nicoriemersma.nl/category/id/9/)↩︎

  6. Voor de interpretatie van deze (בְּרִית‎) belofte, zie N.A. Riemersma, ‘U zult mij een koninkrijk van priesters en een heilige natie zijn’: Het belang van de context voor het verstaan van Exodus 19,6a’, Collationes 50/2 (2020), 157-176. Zie ook [www.nicoriemersma.nl/category/id/9/](http://www.nicoriemersma.nl/category/id/9/).↩︎

Scroll naar boven