2 Koningen 5,1-19
- Vertaling: Joep Dubbink
- voor 30 oktober 2022: 7e van de herfst (C-jaar)
- uit 2 Koningen: 2 Koningen 5,1-19
Noten
-
Met dank aan Jan Mazurel voor zijn vertaling.↩︎
-
Hier wordt bewust een link gelegd met de ‘grote vrouw’, de vrouw uit Sunem, in het vorige hoofdstuk (4:9). Zie mijn artikel ‘De godsman, de vrouw en de generaal: Twee verhalen over Elisa naast elkaar gelezen’, in: Marieke den Braber, Willien van Wieringen (red.), Elia & Elisa (*ACEBT 35), Amsterdam 2022, 71-80↩︎
-
lett. voor het aangezicht van zijn heer.↩︎
-
lett. hij mocht zijn aangezicht opheffen↩︎
-
Het is duidelijk dat met de tegenstelling groot (man) / klein (meisje) wordt gespeeld)↩︎
-
lett. stond voor het aangezicht van, maar dat vertalen zou de verbinding met פנים in vs. 1 te sterk aanzetten, het woord komt veel voor in dit hoofdstuk maar is tegelijk óók een heel gewoon woord.↩︎
-
Naäman is nog steeds subject, de actie van zijn vrouw, die de woorden van het meisje aan haar man moet hebben overgebracht, wordt niet expliciet benoemd. Dat is vreemd, zelfs in de oudheid; enkele LXX-hss. lezen een vrouwelijke persoonsvorm.↩︎
-
De beleefdheidsvorm vraagt in het Nederlands beslissingen die in het Hebreeuws niet nodig zijn: u of jij? Ik kies hier voor ‘je’ onder ‘collega-koningen’ en ook tussen de godsman en de generaal, omdat die godsman zichzelf zeker niet minder acht. Alleen waar sprake is van duidelijke gezagsverhoudingen gebruik ik u, zoals bij de dienaren van Naäman, vs. 13.↩︎
-
Ik durf hier ו wel met ‘maar’ te vertalen, de tegenstelling is evident: in plaats van te doen wat hem gezegd werd, wordt Naäman boos en gaat de andere kant op.↩︎
-
Wij zijn in het algemeen geneigd, met Elisa mee te lezen en negatief te oordelen over de hooghartige Syrische generaal en zijn heidense verwachtingspatroon van plechtige rituelen. Het verdient aanbeveling, ook de andere kant te bekijken: heeft Naäman niet een punt, waarom noemt hij de Naam niet? Zou hij de generaal niet eerder moeten leren dat er een god in Israël is, dan een profeet? Vgl. vs. 8. Zie ‘De godsman, de vrouw en de generaal’, 78-79.↩︎
-
Soepeler is ‘ze praatten op hem in’, maar het verbum דבר, spreken, mag wel klinken. Dat wordt in dit hoofdstuk juist gebruikt bij cruciale uitspraken van ‘kleine’ actanten in het verhaal, vgl. het meisje in vs. 3.↩︎
-
Het gebruik van ‘klein’ zal ongetwijfeld bewust zijn, denk aan de ‘grote man’ (vs. 1) en aan het kleine meisje (vs. 3) dat hem de weg wijst’.↩︎
-
Hier valt te overwegen of hier ook de betekenis ‘in dienst staan van’ (vss. 3, 16) niet doorklinkt; vgl. ook het ‘je dienaar’ in vs. 15, 17, 18.↩︎
-
Het contrast met ‘weten dat er een profeet is in Israël’ is te opvallend om te missen. Er klinkt m.i. onder de oppervlakte kritiek in door op de houding van Elisa. Zie ‘De vrouw, de godsman en de generaal’, 78.↩︎
-
De herhaling is wel erg opvallend, en humoristisch: Naäman stottert, en aarzelt om zijn punt te maken.↩︎
-
Deze vraag heeft exegeten veel hoofdbrekens gekost. Het doel van de aarde is duidelijk: een ‘isolerende laag’ aanbrengen, zodat de verering van JHWH kan plaatsvinden op de grond van diens bakermat, Israël. Weet Naäman veel… De vraag is natuurlijk, hoe de strenge JHWH-alleen profeet hier zo toegeeflijk kan zijn. Blijkbaar is dit genoeg, voor nu?↩︎
-
Sommigen vertalen לשׁלום als ‘tot vrede’, en zien daarin een verschil met het geven van toestemming voor Naäman’s actie. Ik zie dat niet.↩︎