Exodus 15,1-18

 


1
Toen, op dat moment, zong Mozes met de kinderen Israƫls
dit gezang voor JHWH:
Ik wil zingen voor JHWH
want hoog steeg Hij, hoog,
het paard en zijn berijder slingerde Hij in de zee.
2
Mijn weerbaarheid en mijn lied is JH,
Hij is mij tot bevrijding geworden.
Deze is mijn God, ik bewonder Hem,
de God van mijn vader, Hem zal ik verheffen.
3
JHWH is een man van de strijd,
JHWH is zijn naam.
4
De strijdwagens van farao en zijn legermacht
wierp Hij in de zee;
de keur van zijn adjudanten, ze werden verslonden door de Rietzee.
5
Oervloeden bedekten hen,
ze daalden neer in de diepten als een steen.
6
Uw rechterhand, JHWH, majestueus in kracht,
uw rechterhand, JHWH, verpletterde de vijand.
7
In uw machtige hoogheid hebt Gij neergehaald
wie tegen U opstaan;
Gij zondt uw toorngloed,
die verteerde hen als stro.
8
Door de adem van uw neus hoopten de wateren zich op,
kwamen de stromen tot staan als een dam,
stolden de oervloeden in het hart van de zee.
9
De vijand sprak: ik achtervolg, ik haal in, ik deel buit,
mijn ziel wordt van hen vervuld;
ik trek mijn zwaard, mijn hand zal hen onteigenen.
10
Gij hebt geblazen met uw adem, de zee bedekte hen,
zij zonken neer als lood in majesteitelijke wateren.
11
Wie is als Gij onder de goden, JHWH,
wie is als Gij, majestueus in heiligheid,
geducht in de lofzangen,
doende het uitzonderlijke.
 
Scroll naar boven