Genesis 45,3-15

 


3
Jozef zei tot zijn broers:
Ik ben Jozef.
Leeft mijn vader nog?
Maar zijn broers waren niet in staat hem te antwoorden,
want zij stonden ontzet voor zijn aangezicht.
4
Jozef zei tot zijn broers:
Kom toch dichterbij me.
Zij kwamen dichterbij.
Hij zei:
Ik ben Jozef, jullie broer
jullie hebben mij verkocht naar Egypte.
5
Maar nu, wees niet terneergeslagen,
en laat het niet branden in je ogen1
dat je mij hierheen verkocht hebt.
Want om in leven te houden
heeft God mij voor jullie uitgezonden.
6
Want deze twee jaren al is er honger midden in het land
en nog vijf jaren zal er geen ploegen noch oogsten zijn.
7
Maar God heeft mij voor jullie uit gezonden
om voor jullie afstammelingen op aarde zeker te stellen2
om jullie in leven te houden,
tot een groots ontkomen.
8
Nu dan, niet júllie hebben mij hierheen gezonden,
maar God.
Hij stelde mij aan als vader voor Farao
en als heer over heel zijn huis,
als heerser over het hele land Egypte.
9
Haast je, ga op naar mijn vader en zeg tot hem:
Zo zegt uw zoon Jozef:
God heeft mij aangesteld als heer over heel Egypte.
Daal af naar mij, blijf niet stilstaan,
10
vestig je in het land Gosen
zodat je dichtbij mij bent,
jij, je kinderen en de kinderen van je kinderen,
je kleinvee, je rundvee en al het jouwe.
11
Ik zal je daar onderhouden
— want nog vijf jaar is er honger —
opdat je niet verkommert,
jij en je huis en al het jouwe.
 
……
 
15
Hij kuste al zijn broers
en huilde bij hen.
Daarna begonnen zijn broers met hem te spreken.
 

Noten

  1. branden חָרָה wordt meestal gebruikt in combinatie met boosheid of toorn. In samenstelling met ogen ook, Gen. 31:35. NRSV geeft do not be angry with yourselves. ↩︎

  2. letterlijk: jullie in het land te laten resteren; שְׁאֵרִית verwijst bij de profeten vaak naar wat er uit de ballingschap overblijft, het deel dat weer zal terugkeren↩︎

Scroll naar boven