Lucas 14,25-33

 


25
Grote menigten trokken met hem (Jezus) mee
en zich omkerend zei hij tegen hen:
26
Als iemand bij mij komt
en niet ‘haat’1 zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zussen
ja zelfs zijn eigen zelf,2
die kan mijn leerling niet zijn.
27
Wie niet zijn kruis opneemt en achter mij aan gaat,
die kan mijn leerling niet zijn.
28
Want wie van jullie die een toren wil bouwen
gaat niet eerst zitten en berekent de kosten,
of hij [genoeg] heeft voor de voltooiing.
29
Zo zal het hem niet gebeuren dat,3
wanneer hij het fundament gelegd heeft
maar niet in staat is [het werk] te voleindigen,
allen die het zien hem beginnen te bespotten,
30
en zeggen: ‘Die man begon te bouwen,
maar was niet in staat het te voleindigen!’
31
Of welke koning die ten oorlog4 uittrekt tegen een andere koning
gaat niet eerst zitten en overweegt of hij bij machte is
met tienduizend op te trekken tegen wie met twintigduizend tegen hém optrekt?
32
En zo niet, zal hij niet als ze nog ver van elkaar zijn
een gezant sturen om naar de vredesvoorwaarden te vragen?
33
Zo is het nu:
Ieder uit jullie die niet alles aflegt wat van hem is,
die kan mijn leerling niet zijn.
 

Noten

  1. Deze boodschap willen we natuurlijk helemaal niet horen, en er zijn talloze pogingen gedaan om de scherpte ervan te verzachten. WV ‘verfoeien’, NBV ‘breken met’. Helpen doet dat allemaal niet veel, en ‘breken met’ als daad gaat zelfs nog verder dan haten. Haten tegenover liefhebben, dat is overdrijving voor minder en meer, zoals Jakob (Gen. 29:30-33) minder houdt van Lea dan van zijn Rachel. Helpt dat? Hoe dan ook, het probleem zal exegetisch/homiletisch moeten worden opgelost, niet via de vertaling.↩︎

  2. ψυχὴ, psyche, wordt doorgaans met ‘leven’ vertaald (Naardense Bijbel ‘lijf-en-leven’) hoewel het zich ook ontwikkeld heeft tot ‘ziel’, denk aan onze psychologie. Lange tijd was er eenstemmigheid over in de bijbelwetenschap, dat de tweedeling lichaam-ziel een Grieks concept was, en niet bij het (‘Hebreeuws’ georiënteerde) Nieuwe Testament behoorde, laat staan bij Tenach. Onlangs heeft Martine Oldhoff zich in haar proefschrift Soul Searching with Paul. A Theological Investigation of Cultural, Traditional, and Philosophical Concepts of the Soul, Amsterdam 2021) ingezet voor meer serieus nemen van de realiteit van de menselijke ziel, als een ‘iets’ dat blijvend is, in de Bijbel. Zie haar artikel ‘Meer “ziel” in Bijbelvertalingen’, Met Andere Woorden 41/1 (2022), 53-57 en de repliek van Matthijs de Jong, ‘Hoe meer zielen hoe meer vreugd?’, Met Andere Woorden 41/1 (2022), 58-63, beide [hier](https://debijbel.nl/bericht/woord-en-weerwoord-ziel-in-bijbelvertalingen) te vinden. Met De Jong aarzel ik over een volledig aanwezige gedachte in de Bijbel van een ziel zoals Augustinus die kent, maar ik denk wel dat het hier om het ‘ik’ gaat; dat past ook goed in de opsomming van personen om de aspirant-volgeling heen, culminerend in ‘ook je eigen ik/zelf’.↩︎

  3. Vss. 28-30 zijn volstrekt helder, maar ze zijn niet makkelijk in één mooie zin te vertalen, wanneer je ook nog aan alle elementen van het Grieks recht wilt doen. Zo knip ik de lange zin in tweeën, gebruik af en toe parataxis waar het Grieks hypotaxis gebruikt en ga vrij om met de uitdrukking ἴνα μήποτε, lett. ‘opdat nooit’.↩︎

  4. Het voorbeeld van de oorlogsvoorbereidingen is, zeker dit jaar, nogal brisant: moeten wij ons werkelijk verplaatsen in de oorlogsstrategie van een heerser? Zijn er niet veel betere redenen denkbaar om naar vrede te streven dan alleen de opportunistische afweging, of je de strijd zou kunnen winnen?! Het helpt te bedenken dat het bij gelijkenissen en vergelijkingen altijd om het éne punt gaat dat vergeleken wordt, hier de goede voorbereiding. Al het andere is aankleding, en speelt niet een-op-een een rol in het betoog. Dat Gods koninkrijk komt ‘als een dief in de nacht’ betekent geen verontschuldiging voor inbrekers…↩︎

Scroll naar boven